Het mooiste woord van...
Ton van Reen
Als kind stond ik vaak in de smidse van mijn oom te kijken als hij aan het smeden was. Hoe hij het vuur oppookte, het ijzer roodgloeiend verhitte en het daarna met zijn hamer op het aambeeld de vormen gaf die hij het wilde geven. Slag na slag verscheen er een waaier van vurige gensters, die oplichtte in de altijd halfdonkere smidse met zijn geblakerde ruiten, waar zelfs in de zomer de zon niet doorheen drong. Het licht kwam er slechts van een paar peertjes boven de draaibank en de boormachine. Het smidsvuur moest zichzelf bijlichten.
Ook als mijn oom stond te boren, lasnaden polijstte of ijzer blank sleep op de tollende slijpmachine, spoten de gensters door de smidse. Ze gaven zijn werk een feeërieke uitstraling.
‘Gensters’, zo noemden we de gloeiende metaaldeeltjes die met kracht van het bewerkte voorwerp af sprongen, nog even nagloeiden en dan als stof naar de bodem dwarrelden. Zo klein dat je ze niet eens kon zien. Hoe vurig ook, ze waren zo krachteloos dat een regen van gensters niet in staat was ook maar de kleinste brand te veroorzaken. Ze doofden zelfs in de bak petroleum die mijn oom gebruikte om ingevette kogellagers schoon te poetsen.
‘Ginsters’ noemde mijn oom ze in zijn dialect. ‘Gensters’ noemde ik ze in mijn eerste roman Geen oorlog, meer dan vijfendertig jaar geleden. Bij de uitgeverij zeiden ze er niets van. Pas toen het boek onlangs heruitgegeven werd, struikelde een redacteur over het woord en stelde voor er vonk van te maken. Maar dat kan niet. Een genster is iets anders dan een vonk. Een genster is een rondvliegend vurig deeltje. Een vonk is een kleine vlam, een klein tongetje van vuur.
De laatste jaren word ik geacht mijn manuscripten te kuisen van woorden als genster, marbel en talloze andere woorden die niet meer begrepen worden. Woorden die gedoemd zijn uit te sterven, hoewel er geen andere woorden voor in de plaats komen: abusievelijk worden ze vervangen door woorden die iets heel anders betekenen. Genster door vonk. Marbel door stuiter (maar een marbel is een knikker van leem en een stuiter is van glas). Vaak als ik zit te schrijven en soms een beetje meelees met wat er in schrift verschijnt, liggen dit soort bijna uitgestorven woorden nog als vloeitjes op mijn lippen. Steeds dunner. Steeds meer onuitgesproken. Met spijt slik ik ze in, en mijn pen produceert al haast vanzelf het surrogaat. Zo worden ze, nog voordat ze neer kunnen dwarrelen in het manuscript, al vervangen door woorden die eigenlijk niet zeggen wat ik had willen zeggen.
Genster, gene ster. Dat moet het zijn geweest. Ginster, gindse ster. Wie weet, misschien is het woord toch ooit geboren uit het werkwoord glinsteren.
Het woord genster is een * onder de woorden: klein en flitsend, maar helaas te vlug uitgedoofd.
Ton van Reen publiceerde meer dan vijftig boeken voor volwassenen en jongeren - zowel fictie als non-fictie.