Het mooiste woord van...
Jan Renkema
Alle woorden die ik ken, in welke taal dan ook, zijn verbonden met voorstellingen in mijn hoofd. Bij het gebruik ervan voel ik me altijd onzeker en vaak teleurgesteld. Woorden zijn kapotte netten: ik vang er niet veel mee, en als ik weer een gesprek aanknoop, moet ik eerst boeten in een onontwarbaar netwerk op het strand van mijn ervaring.
Als ik al een woord mooi vind, komt dat niet door het woord zelf, maar bijvoorbeeld door de inhoud (serendipiteit), de noodzaak ervan (milieustraat) of gewoonweg doordat ik moet glimlachen (beteuterd). Het mooiste woord vind ik het moment vóór de taal: als iemand licht opademt en - terwijl woorden linksom-rechtsom vanuit de hersenschors van synaps naar synaps vorm krijgend razendsnel door zijn spraakorgaan schieten - alvast de eerste adem uitblaast... ‘uhm’.
De u van uhm brengt ons spraakorgaan in volledige ontspanning. De tong ligt in ruststand voor licht gestulpte, enigszins geopende lippen. De klank is toonloos of liever gezegd: monotoon. Maar ook zo'n kwalificatie doet deze klank te kort. In deze klank is moeiteloos een verrukt kreunen te herkennen, zoals de mens dat bijvoorbeeld in de lente doet, bij het wakker worden, wanneer de merels fluiten.
De h lijkt de klank onhoorbaar te maken en gaandeweg af te sluiten. Maar voor de goede verstaander gebeurt er veel meer: de adem blijft stromen, nu ook meer door de neus, totdat we voor één moment een nauwelijks merkbare uitademing zijn.
De m sluit af en geeft een prachtige resonans, die vanuit onze mondholte de bovenlip doet trillen en een aangename prikkeling in de neus teweegbrengt. Niet voor niets zeggen we ‘mmm’ als we iets heerlijk vinden.
En in de fractie van het bijnastiltemoment waarin de klankenreeks u-h-m is voltooid, hebben andere klankreeksen in wording myriaden neurale bewerkingen ondergaan, klaar om tot klinken te worden gebracht. Ach, is dat na zo'n prachtig woord eigenlijk wel nodig? Waarom zouden we het gevaar lopen dat we met woorden niet-overdraagbare onderscheidingen in een werkelijkheid aanbrengen? Waarom moeten we onszelf met woorden distantiëren van ons innerlijk leven? Waarom stoppen we gewoon niet bij uhmmm?
Dat ene verwachtingsvolle vóórwoordje is zo veelzeggend. Liever dan al die andere woorden die wij dagelijks over ons uitgestort krijgen in prietpraat, sleurspraak, conserventaal, A4-jargon, clichéstijl, woorddiarree, zinsgehakt en tekstbaksels zeg ik ‘uhm’.
Jan Renkema (1948) is oud-redacteur van Onze Taal, en hoogleraar Tekstkwaliteit aan de Universiteit van Tilburg. Eerder dit jaar werd het 400.000ste exemplaar van zijn gezaghebbende Schrijfwijzerverkocht.