Tachtigduizend metingen
De oorzaak is waarschijnlijk dat ‘8.25’ ingewikkelder is om uit te rekenen - al speelt ook een rol dat de woordgroep ‘vijf voor halfnegen’ meer woorden en lettergrepen bevat dan ‘acht uur’, zodat er meer tijd nodig is om tong en lippen aan te sturen. Maar als Meeuwissen de tijden aan haar proefpersonen voorlegde terwijl ze waren uitgeschreven in letters, vond ze een veel minder groot verschil. Dan hoefde er niet gerekend te worden.
Alleen door nauwkeurig te meten kun je dit soort dingen te weten komen, stelt de jonge doctor. ‘Mijn begeleider heeft uitgerekend dat ik in de afgelopen vier jaar tachtigduizend metingen heb gedaan.’ Maar ligt het resultaat dat de ene tijd ingewikkelder is dan de andere niet ook een beetje voor de hand? ‘Nee’, zegt Meeuwissen. ‘Omdat we een tijd als “8.25” vaak zien, had er in ons geheugen best een vaste koppeling kunnen ontstaan tussen dat beeld en de manier om die tijd te zeggen, zodat we de juiste uitspraak rechtstreeks uit ons geheugen kunnen opdiepen. Kennelijk werkt het menselijk brein niet zo. Dat is verrassend.’
Meeuwissen vond nog meer: terwijl mensen al bezig zijn de minuten te zeggen, kijken ze nog naar de klok om het juiste uur te bepalen. Dat gold zowel voor digitale klokken als voor klokken met wijzers: ‘Kennelijk bekijken we de tijd niet in één keer, maar pluizen we hem stukje bij beetje uit. En veel mensen zijn zich er niet van bewust dat ze nog aan het nadenken zijn over wat ze gaan zeggen terwijl ze al praten.’
Marjolein Meeuwissen: ‘Kennelijk bekijken we de tijd niet in één keer, maar pluizen we hem stukje bij beetje uit.’
Foto: Marc van Oostendorp
In je hoofd gebeurt van alles tijdens het praten: je moet bedenken wat je gaat zeggen, de woorden die daarvoor nodig zijn uit het geheugen opdiepen, ze in de juiste volgorde zetten en er daarna voor zorgen dat alle spraakorganen de benodigde bewegingen maken. Al die activiteit gebeurt onderbewust: niemand weet dat hij al die dingen aan het doen is terwijl hij praat. Eenvoudige opdrachtjes als de tijd voorlezen zijn heel geschikt voor onderzoek naar het voortbrengen van taal. De proefpersonen weten precies wat ze moeten zeggen en ze kunnen weinig onverwachte dingen doen. In de paar milliseconden dat ze bezig zijn, gaan er waarschijnlijk weinig andere dingen in hun hoofd om.