Iktionaire vriendje
Jan Kuitenbrouwer
In het boek Primary Colors van Anonymous (een schuilnaam waarachter Newsweek-redacteur Joe Klein zich verborgen hield als een olifant achter een parkeermeter) vallen de termen ‘FOB’ en ‘FOH’. Het boek verslaat van binnenuit de verkiezingscampagne die Bill Clinton uiteindelijk in het Witte Huis bracht, en iedereen in het Clinton-kamp wist waar die afkortingen voor stonden. Een FOB was een ‘friend of Bill’ en een FOH was een ‘friend of Hillary’. Kennelijk maakte het verschil van wie van de twee iemand een ‘vriend’ was. Vergelijk het met van die bandhanddoeken met ‘His’ en ‘Hers’ - een kwestie van hygiëne. Vriend dient hier ruim te worden opgevat, eerder als ‘relatie’ of ‘goede bekende’. Of ‘bondgenoot’ zelfs, ‘niet-vijand’.
Een beschieting door het eigen kamp heet in het Engels ‘friendly fire’. Soldaten bij een wachtpost zeggen: ‘Stop! Who goes there? Friend or foe?’ (Zou iemand daar weleens ‘Foe’ op hebben geantwoord?)
Wij gebruiken de term niet op die manier.
‘Hij werd getroffen door vriendelijk vuur.’
Nee.
Toch kennen wij het onderscheid ook, tussen de echte vriend (wat dat ook precies is) en de bondgenoot, de niet-vijand. We markeren het zelfs, misschien omdat het ons toch niet helemaal lekker zit, deze verstrengeling van belang en sentiment.
Wij maken van vriend vriendje.
Kennelijk vinden we het toch iets minder dan een echte vriend, gezien die verkleiningsuitgang. Een vriend is een echte vriend, en iemand met wie je een bilaterale overeenkomst hebt gesloten, een bondgenootschap, of misschien slechts een niet-aanvalsverdrag, al zal dat waarschijnlijk niet op papier staan, dat is een vriendje.
Vandaar ook de term vriendjespolitiek.
Zo kwam ik erop, om precies te zijn.
‘Ach joh, allemaal vriendjespolitiek’, zei de een.
‘Tja,’ zuchtte de ander, ‘jammer voor mij. Ik heb geen vrienden.’
‘Ho ho,’ zei de een, ‘dat is niet waar. Vriendjes, zei ik, niet vrienden. Belangrijk verschil.’