Europese richtlijnen
Als de cursisten zo'n moeite hebben met die tussentaal, waarom wordt er tijdens de lessen dan niet gewoon wat meer aandacht aan besteed? Over die vraag wordt door de docenten van Sité geregeld gediscussieerd. Kalingart: ‘Er zijn docenten die dat misschien wel willen, maar ze moeten zich houden aan de Europese richtlijnen voor inburgeringscursussen. Volgens die richtlijnen moet in het eerste jaar niet te diep op het dialect worden ingegaan. Dat is trouwens vaak ook niet zo nuttig voor de studenten, omdat velen van hen vluchteling zijn, en later misschien ergens anders gaan wonen, waar weer een ander dialect of een andere tussentaal wordt gesproken.’
In het vijfde leerjaar aan Sité staat er wel dialectles op het programma. De leerlingen op dit niveau beheersen de Nederlandse taal nagenoeg vloeiend. Met volzinnen worden teksten geanalyseerd en de leerlingen krijgen les in de hoe-, wie-, wat-, waar- en waarom-vragen, zodat ze een samenvatting van een tekst kunnen maken. Bij een van de eerste opdrachten die docente Petra Hendrickx uitdeelt, blijkt het probleem echter ook op dit niveau nog te bestaan. ‘Het is toch “Van waar”, niet “Waar?”’, vraagt de Waalse Fabienne. ‘Van waar zedde?’, gaat de vraag van de cursiste verder. ‘Ho, ho,’ roept de juffrouw, ‘nu spreek je echt Antwerps.’ Hendrickx legt het haar leerlingen uit: ‘Je hebt in Vlaanderen drie dingen: het Vlaams, het dialect en het Standaardnederlands. Het laatste is hier in Antwerpen misschien het minst belangrijk, maar jullie moeten het toch goed leren, voor als je de stad verlaat. Je kunt dus zeggen “Van waar ben jij?” of “Waar kom je vandaan?”’
Hendrickx kijkt af en toe met haar studenten naar de Vlaamse televisie. De studenten moeten dan de Vlaamse dialoog kunnen vertalen in het Standaardnederlands. Op die manier komen veelvoorkomende uitdrukkingen als zijt ge aan bod. En zo worden de studenten er ook op geattendeerd dat in het Standaardnederlands de beleefdheidsvorm u is, terwijl in Vlaanderen hiervoor vaak juist je gekozen wordt. ‘Daarbij vertel ik altijd dat in Antwerpen - en sommige andere plaatsen - deze Vlaamse woorden nog eens worden samengetrokken: zedde (zijt ge), meugde (moogt ge), kunde (kunt ge) en wilde (wilt ge).’
Er is nog niet veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de problemen van NT2- studenten in Vlaanderen. Volgens Johan Taeldeman is dat ook heel moeilijk, omdat het probleem zich over heel Vlaanderen uitstrekt en er grote verschillen bestaan tussen de tussentalen. ‘De tussentaal in West-Vlaanderen is een totaal andere dan die in Antwerpen.’