Bij wijze van zeggen
De hoorn des overvloeds
Riemer Reinsma
De hoorn des overvloeds (of van overvloed) is tegenwoordig meestal synoniem met grote welvaart, overdaad, grote vruchtbaarheid en onuitputtelijkheid. In 2003 zei iemand tegen dagblad Trouw: ‘Er zijn dagen dat we de natuur uitbuiten alsof ze een hoorn des overvloeds is’, en zo zijn er talloze vergelijkbare citaten te noemen. Alleen al op internet komen de beide varianten van de uitdrukking bijna tweeduizend keer voor.
Deze hoorn stamt uit de klassieke mythologie. Er liggen twee verschillende verhalen aan ten grondslag, en opvallend genoeg zijn die allebei bij dezelfde auteur te vinden: Ovidius (43 v.Chr.-18 n.Chr.). Het bekendste verhaal staat in het boek Fasti (‘Feestdagen’). Ovidius vertelt hier over de bronnimf Amalthea, die op de berg Ida (op Kreta) huisde. Zij hield de pasgeboren Griekse god Zeus in het bos verborgen, om te voorkomen dat zijn barbaarse vader Kronos hem opat. De nimf had een vrouwelijke geit die de jonge god zoogde. Op een zeker moment brak de geit een van haar hoorns toen deze tegen een boom aan stootte. De nimf raapte de hoorn op, wikkelde hem in verse kruiden en bracht hem, gevuld met vruchten, naar Zeus' lippen. Het bleek een wonderhoorn, die zich steeds opnieuw met voedsel en drank vulde.
Abundantia, godin van de overvloed.
Uit: Cesare Ripa, Iconologia of Uytbeeldinghen des verstants. Amsterdam, Dirck Pietersz. Pers, 1644
In de andere overlevering gaat het niet om de hoorn van een geit, maar van een stier. Ergens in de Metamorfosen verhaalt Ovidius over de riviergod Acheloös, die in een verhit gevecht gewikkeld is met Heracles (een zoon van Zeus). Acheloös is minder sterk dan zijn tegenstander, maar daar staat tegenover dat hij in allerlei dieren kan veranderen, bijvoorbeeld in een stier, zoals in dit verhaal. Maar helemaal ongeschonden komt de ‘stier’ Acheloös niet uit de strijd: ‘Doordat hij [Heracles] woest één harde horen aanvat, breekt hij die stuk en rukt hem, bij dit stompje, van mijn [Acheloös'] kop. Het is die horen, die mijn nimfen vol met fruit en bloemen als rijk symbool aan Vrouwe Overvloed hebben gewijd.’ Vrouwe Overvloed is ook bekend onder haar Latijnse naam, Abundantia.
In de beeldende kunst en de poëzie was de hoorn des overvloeds een veelvoorkomend motief. Hij werd uitgebeeld als een drinkbeker, gevuld met korenaren en vruchten, en was het attribuut van goden van de vegetatie en van de welvaart (zoals de genoemde Abundantia), maar ook van allerlei gepersonifieerde begrippen, zoals de herfst (seizoen van de oogst), de vrede, enz. En zelfs de god der christenen bedient zich weleens van deze hoorn - een mooie combinatie van christendom en heidendom. In het toneelstuk Adam in ballingschap van Vondel zegt Eva:
Hy [= God] storte hier [in het paradijs] een' vollen horen
Van overvloeden voor ons uit.
Hoorn van overvloed is tot slot ook de naam van een zwam. De Latijnse naam luidt volgens Van Dale Craterellus cornucopioides. Het is een ‘eetbare (...), diep trechtervormige, grijze paddestoel’.