Het mooiste woord van...
Marion Bloem
Afhankelijk van de oogbeweging, het wel of niet optrekken van de wenkbrauwen, de intonatie, of het luid werd uitgesproken of gefluisterd, of het als antwoord diende, als vraag, of als wedervraag, kreeg het woordje al betekenis.
Bij ons, dat wil zeggen binnen de wereld van mijn Indische familieleden en kennissen, was dit woord zo ongeveer het enige dat nooit brutaal kon klinken. Als je al gebruikte om antwoord te geven, mocht je volstaan met slechts al, en werd er niet vol verwijt gezegd: ‘Met twee woorden spreken!’
Al als vertaling van het Maleise woord sudah verving ‘ja’ en ‘nee’, en maakte het overbodig om via ingewikkelde zinsconstructies van alles aan de weet te komen. Al kon een antwoord zijn, een vraag, maar kon ook vragen voorkomen.
‘Heb je je huiswerk al gedaan?’ Die telkens terugkerende irritante vraag kon ik niet beantwoorden met een simpel ‘Ja.’ Dat was brutaal. Het moest ‘Ja, mam’ zijn, maar dat was dan meteen zo'n mond vol, en voelde als echt jokken. Indien ik met ‘al’ antwoordde, hoefde het woordje mam niet te worden toegevoegd, en werd de leugen lichter.
Nog gemakkelijker was het om mijn jas aan te trekken, naar buiten te gaan en mijn moeders vraag op zangerige wijze te voorkomen met: ‘A-al!’ Daarin lag verborgen: ‘Ga alsjeblieft niet zeuren over huiswerk, dat heb ik allang gedaan!’ Met behulp van het simpele woordje al had ik mijn ergernis over de dagelijks terugkerende vraag geuit op een tamelijk beleefde manier. En net zo makkelijk was het als mijn moeder met een vriendelijke stem vroeg: ‘Al?’ In die korte vraag lag besloten: ‘Je hebt je huiswerk natuurlijk al af, maar ik vraag het je toch maar eventjes.’ En dan antwoordde ik kort, zonder haar aan te kijken: ‘Al.’ Door mijn wegkijken wist zij dat ik mijn huiswerk nog lang niet af had, maar kon zij besluiten om dat deze ene keer door de vingers te zien.
Al was ook de manier om aan te geven dat een conflict voorbij was, en dat er verder voortaan over gezwegen moest worden. Tijdens een oplopend meningsverschil tussen de kinderen aan tafel kon een van de ouders tussenbeide komen met een bars: ‘Al!’ Niemand waagde het dan nog om het onderwerp opnieuw aan te roeren, en de stemming keerde ten goede.
‘Al?’, gevraagd door een van de ruziënden, gold als een groot maar eenvoudig te maken gebaar voor een vredesaanbod. Al was het woord waarmee je donderbuien kon doen opklaren, en het toverwoord om met een schone lei te beginnen.
Mijn beide ouders leven gelukkig nog, en met hen blijft de reikwijdte van het woordje al voorlopig nog in leven.
Mijn vader belde me gisteren.
‘En? Al?’
‘Ja, al.’
‘Oké. Al dan!’
Er zijn ook momenten dat ik het mooiste woord haat. Als mijn vader zijn kampverhaal plotseling stopt.
‘En toen pap? Vertel nou verder. Wat gebeurde er toen?’
‘En toen al.’
Marion Bloem (1952) is schrijfster.