Deftige praat [3]: speldengeld
Annelies Homburg - Haarlem
Reinildis van Ditzhuyzen geeft in haar congreslezing, in het februari/maartnummer, enkele voorbeelden van oude hoftaal. Zo zou er in de tijd van Emma's huwelijk sprake zijn geweest van ‘speldengeld’: het jaargeld voor vorstelijke bruiden.
Wij hebben geen relaties met het koningshuis, maar het begrip ‘speldengeld’ is doorweven met mijn hele jeugd (ik ben van 1951). Mijn moeder heeft altijd een potje met speldengeld gehad. Daar werd alles uit betaald wat niet doorsnee was: de fietsenmaker, het bloemetje voor een bruiloft, het extra kleurtje bij de kapper - niet de gewone permanent, dus. (Maar als wij om een bijdrage vroegen voor het toegangskaartje voor het schoolfeest, was het speldengeld altijd net op...)
Mijn moeder leeft niet meer, dus ik kan haar niet meer vragen hoe dat in de praktijk geregeld was: kreeg zij echt extra geld van mijn vader, of was het een handig uitvluchtje? In ieder geval gebruik ik dat woord nu wel op die manier; als ik met meer thuiskom dan op het boodschappenbriefje stond, sus ik m'n geweten: ‘Ach, dat was van het speldengeld...’