| |
| |
| |
[Nummer 5]
| |
| |
| |
Voor alle leeftijden
Leeftijdsaanduidingen als barometer van intergenerationeel ongemak
Frank Jansen (51 jaar)
Hoe duidt u kleuters, pubers, bejaarden, kortom mensen uit een bepaalde leeftijdscategorie aan? Die vraag stelde de Onze Taal-redactie in het zomernummer van 2003. De oproep raakte een gevoelige snaar. Sommige lezers reageerden alsof ze er al jaren op hadden zitten wachten en kwamen met uitgebreide lijsten en soms zelfs volledig uitgewerkte benoemingssystemen. Hoe ziet de oogst eruit? En wat zegt die over de verhoudingen tussen de generaties?
Leeftijd ligt gevoelig in onze maatschappij, dus ook in het taalgebruik. Of je nog ‘je’ bent of al ‘u’, hangt vooral van de leeftijd af. Bij bijvoeglijke naamwoorden speelt de leeftijd ook mee. Laatst noemde een collega een van zijn studentes ‘vief’: gelach was zijn deel. Hoeveel pit er ook in een studente zit, zij zal nooit ‘vief’ kunnen zijn. Tenzij ze na haar pensionering aan de studie begonnen is, en dan gaat vief meestal vergezeld van het verraderlijke nog. Hetzelfde geldt voor mannelijke studenten: hoe viriel of anderszins actief ook, ‘kras’ zijn ze nooit.
Dat leeftijd gevoelig ligt, hoeft niet te verwonderen. In biologisch opzicht bewandelen we allemaal dezelfde weg. In het begin van de twintigste eeuw schikte iedereen zich in dat lot, zo moge blijken uit het advies dat ‘hij wien de vier kruizen op de rug staan geschreven, verstandig doet met af te zien van elk pogen om door een heroïsch kunstmiddel zijn langzaam dovenden levenskracht aan te wakkeren’.
Nu dicteert onze cultuur het tegenovergestelde. Kijk maar naar de televisiereclames. Als daarin in de verte een hyperactieveling op het strand aan het darren is, hoef je niet tot de close-up te wachten om te weten dat het hier natuurlijk om een bejaarde gaat. En dat terwijl jongeren hun tijd verdelen tussen uitslapen en loungen. Zijn die twee groepen tevreden over elkaars gedrag? Daar geven de leeftijdsgebonden persoonsaanduidingen een antwoord op.
| |
Geen kaasjes
Welke woorden gebruikt u om baby's, kleuters, kinderen, jongeren, volwassenen, middelbaren, ouderen en stokouden aan te duiden?, vroeg de Onze Taal-redactie de lezers in het juli/augustusnummer van vorig jaar. Het ging om zowel positieve als negatieve aanduidingen, en zeker ook om de meer neutrale. 245 lezers reageerden; bij elkaar stuurden ze precies 300 verschillende aanduidingen in.
Bij mijn analyse deden alle inzendingen in principe mee. Enkele zeer individuele bedenksels heb ik wel ter zijde geschoven. Zo was er iemand die generaties vergeleek met kaasjes (inderdaad: van jong tot extra belegen). Ook sloot ik aanduidingen uit die nadrukkelijk voor één bepaald - meestal zeer geliefd - persoon bedoeld waren; in bepaalde contexten is knulletje immers geen leeftijdsaanduiding maar een koosnaam. Maar ik probeerde niet het altijd beter te weten dan de inzenders. Zo zou ik zelf bink onderbrengen bij de categorie ‘adolescente mannen’, maar als u in het overzicht op de volgende twee bladzijden kijkt, ziet u dat het op peuters slaat. Dat komt dan doordat de inzendster dat zo rapporteerde.
| |
‘Oma’ van 21
Allereerst zette ik alle ingezonden aanduidingen in een bestand; dat waren er in totaal 493, inclusief identieke opgaven en spellingvarianten. Vervolgens heb ik daar alleen de verschillende woorden uit gehaald, en die 368 heb ik ondergebracht in de diverse leeftijdscategorieën. Ik nam telkens de enkelvoudsvorm op, hoewel veel ingezonden woorden meervoudig waren en dat soms ook de enige mogelijkheid is (bijvoorbeeld: jongens, ‘kinderen’).
Een van de leuke dingen van deze enquête was dat het elektronische formuliertje ook vroeg naar de leeftijd van de gebruiker van de term. Daar was ik vooral benieuwd naar omdat ik hoopte te bewijzen dat aanduidingen, en dan vooral de negatieve, heel flexibel worden toegepast: ik vermoed dat ze vaak betrekking hebben op de vólgende leeftijdscategorie. Daar kwam ik op toen ik in een film een fotomodel van 19 ‘oma’ hoorde zeggen tegen haar collegaatje van 21. Helaas bleek het niet mogelijk dit idee te toetsen, omdat te weinig inzenders hun leeftijd hadden opgegeven.
Gelukkig bood de verzameling meer dan genoeg andere mogelijkheden. In het overzicht is onderscheid gemaakt naar geslacht: slaat de term alleen op mannen, alleen op vrouwen of op allebei? Ook heb ik de woorden ingedeeld naar gevoelswaarde:
| |
| |
neutraal, negatief of positief. Als ik het woord niet kon plaatsen, en ook het woordenboek geen soelaas bood, kwam het in de neutrale categorie.
| |
Spataderbrigade
Het eerste wat aan de lijsten opvalt, is dat die met de negatieve aanduidingen zo lang zijn. Die tendens wordt nog duidelijker als we kijken naar alle ingezonden woorden, dus inclusief identieke opgaven en spellingvarianten:
neutraal |
negatief |
positief |
144 (29%) |
230 (47%) |
119 (24%) |
Bijna de helft van de ingezonden woorden heeft een negatieve lading. Dezelfde verhouding vond ik in 1985 bij de in de grote Van Dale voorkomende samengestelde persoonsaanduidingen van het type mafketel en grapjas. Blijkbaar kunnen we de energie die nodig is voor woordcreatie pas opbrengen als we ons aan anderen ergeren.
Laten we met deze interessante groep van negatieve woorden beginnen. Het eerste wat in tabel 2 opvalt, is de ongelijke verdeling van negatieve termen over de leeftijdsgroepen: de uiterste leeftijden hebben veel woorden, de tussenliggende weinig. Hoe komt dat? Misschien ligt het aan de leeftijd van de inzenders. Als die een weerspiegeling vormt van het lezersbestand, zullen de meesten wel van middelbare leeftijd zijn. En natuurlijk heeft men weinig lelijke woorden voor de eigen groep.
Maar er is ook een alternatieve verklaring. Die gaat ervan uit dat de hoeveelheid negatieve aanduidingen evenredig is aan de last die we van de aangeduide personen hebben. Van wie heeft de burger het meest last? Dat zijn toch zeker de personen voor wie we zorgplichtig zijn: kleine kinderen en bejaarden. Dat idee vindt steun in de aard van de aanduidingen van de kleintjes. Veel van die woorden zinspelen op de zorgplicht, zoals onzindelijkheid (strontmolentje), luidruchtigheid (schreeuwertje), lastigvallen (lastpak) en onproductiviteit (kleine opvreter).
De woorden voor ouderen laten echter zien dat het zo eenvoudig niet ligt. Er zijn wel toespelingen op invaliditeit (rollator), maar een veel frequenter benoemingsmotief is veroudering (rimpelsauriër), aftakeling (spataderbrigade) en het naderend levenseinde (valdoodje, Overleeft de Winter Niet). Die angst voor het onvermijdelijke maakt een beschamende tweeslachtigheid blijkbaar aanvaardbaar. Is het oudje immobiel geworden, wrijf het dat dan gerust aan (oud gebouw, ruïne). Doet het oudje nog helemaal mee, dan is het ook weer niet goed. Opvallend vaak werd tenminste fossiel opgegeven voor ‘bejaarde automobilist’.
| |
Peutermannen
Tabel 1, met de neutrale woorden, laat een heel ander patroon zien: aan de linkerkant veel termen voor jeugdigen en daarna steeds minder. Daarbij moet nog bedacht worden dat het aantal aanduidingen voor jeugdigen eigenlijk nóg groter is, omdat de tabellen van de eerste twintig levensjaren maar liefst vier categorieën onderscheiden, evenveel als voor de rest van een mensenleven. Daarmee hangt waarschijnlijk tegelijk ook de verklaring voor de scheve verdeling samen. De neutrale woorden dienen om een persoon van een bepaalde leeftijd objectief te categoriseren. De snelle lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van kinderen lokt een fijnmazige terminologie uit. Een van de inzenders herinnert zich maar liefst zes categorieën voor kinderen tot zes jaar: baby, uk, puk, dreumes, peuter en kleuter. Mogelijk speelt ook een rol dat de kinderen zelf behoefte hebben aan een verfijnd categorieënstelsel, om zich zo te kunnen onderscheiden van de net iets jongeren. Toen ons drietal van drie jaar door een familielid zonder ervaring ‘baby's’ werd genoemd, zei de middelste: ‘Geen baby's, peutermannen!’
| |
Grijsbolletje
Kijken we ten slotte naar tabel 3, met de positieve woorden per leeftijd, dan zal het niet verrassen dat er zo veel van die woorden zijn voor jongeren tot zes jaar. We moeten het grut wel leuk vinden, anders zouden we allang uitgestorven zijn. Wat mij wel verbaasde, was dat ook de rechterzijde zo goed gevuld is. Het patroon van de positieve en de negatieve aanduidingen is dus ongeveer hetzelfde. Hoe komt dat? Staan we veel positiever ten opzichte van ouderen dan ik vreesde? Ik ben bang dat het iets anders ligt. De positieve woorden voor ouderen zijn van een ander kaliber dan die voor jongeren. Gaat het bij de laatsten om toespelingen op de aandoenlijke eigenschappen (frummeltje, prutsepee), bij de woorden voor bejaarden zijn die in de minderheid (grijsbolletje, ouchie); het gros van de positieve aanduidingen voor ouderen zijn eufemismen, uitdrukkingen waarmee we de harde waarheid een beetje verzachten.
De procédés waarmee we eufemiseren zijn interessant. Een bekende is de vervager (op zekere plaats voor ‘op de wc’). Een mooi voorbeeld daarvan is plusser. Eigenlijk is dat een dubbele vervager: welke leeftijd plus wat dan? Zoeken we naar een invulling, dan blijkt uit de inzendingen dat plusser een verkorting kan zijn van 80-, 70-, 65-, 55-, 50- en zelfs 30-plusser. Maar die mer a boire aan keuzes is juist een voordeel.
‘Rimpelrocker’ Keith Richards op de omslag van Aloha, muziektijdschrift voor 40-plussers, oftewel ‘laagbejaarden’.
| |
| |
|
1-2 |
|
2-5 |
|
ALGEMEEN
Tabel 1.
neutraal |
baby
bebber
beebster
blaar
boorlink
garnaal
klein jong
larf |
pasgeborene
plat boeleke
plat kind
platte baby
vrucht
zuigeling |
dreumes
klein kind
kruiper
peuter
ukkepuk
kleuter |
pagadder
papjong
hurrekie-purrekie
propje
spruit |
ALGEMEEN
Tabel 2.
negatief |
bleiter
bleitsmoel
blèrkop
broekkakker
huilertje
kakbroeker
kleine schreeuwlelijk
mosterdschijter
poepdoos
poepertje
schijthuis
schreeuwertje
schreeuwlelijk
strontmolentje |
|
jengeling
piesbroek
snotneus
kakbroek
lastpost
lawaaischopper
zeurpiet
krijskoter
hangoor
kleine opvreter
piskind
pokkepeuter
snotaap |
|
ALGEMEEN
Tabel 3.
positief |
biggetje
bloeike
engeltje van het hemelrijk
frummeltje
hondje
hummeltje
klein wondertje |
klein wurm
kneuterken
kruimeltje
poppie
prutsepee
prutske
puk
uk |
doperwt
hobbel
hummel
knolletje
kulleke
lopertje
toddel
opdondertje |
scheetje
prulletje
koter
kroost
jongens
kapoen
klein grut |
SEKSESPECIFIEK
Table 4.
neutraal |
- |
|
- |
|
SEKSESPECIFIEK
Table 5.
negatief |
- |
|
m
rokkenkind
v
troela |
|
SEKSESPECIFIEK
Table 6.
positief |
- |
|
m
bink
v
honneponnetje |
|
|
6-12 |
13-18 |
ALGEMEEN
Tabel 1.
neutraal |
kleine snotter
wijsneus
bullebak
kleine
knopie
grut
kid(do)
schoolkind
tweener |
brugpieper
gast
jeugd
mensen
puber
scholier
tiener
kletsgrei
kinderen |
ALGEMEEN
Tabel 2.
negatief |
wijsneus
spuugkind
strabant
salamanderhond |
blaag
branieschopper
groentje
herrieschopper
kieken
net-komen-piepen
noch-mossel-noch-vis
noch-vlees-noch-vis
plurkie
puistenkop
snotjong
snotter
tuig
terrorist |
ALGEMEEN
Tabel 3.
positief |
rakker
puppie
petatje
petotter |
|
SEKSESPECIFIEK
Table 4.
neutraal |
m
broekie
v- |
m
man
manneke
v- |
SEKSESPECIFIEK
Table 5.
negatief |
m
aap van een jongen
varken
jochie
piem
broekeman
bengel
deugniet
v
trut |
m
groen-achter-de-oren
schoffie
vlegel
kastaars
melkmuil
zeikertje
v
jong geitje
bakvis
gibberaar
giechelkieken
giechelkut
giecheltrut
huppelkut
huppeltrut
jong konijn
trienet
wurm |
SEKSESPECIFIEK
Table 6.
positief |
m
knaapje
kleine man
knulletje
v
kuikentje
klein bolletje |
m
scootermobilist
v
maagdelijn
popje |
| |
| |
|
19-30 |
30-40 |
40-60 |
ALGEMEEN
Tabel 1.
neutraal |
jonge gasten
jongelui
jongere
tweenie
20-plus
‘die van na de autoloze zondag’ |
middle-ager
30-plus
grote mensen
volwassene
oudere jongere |
middelbare
midlife
ouwe
jongere oudere |
ALGEMEEN
Tabel 2.
negatief |
galper
hangjongere
jong-piepeltje
potlood |
|
oude gum |
ALGEMEEN
Tabel 3.
positief |
jonkie |
- |
laagbejaarde
medior
50-plusser
55-plusser
(actieve) plusser
junior-bejaarde
jong-senior |
SEKSESPECIFIEK
Table 4.
neutraal |
m
jongeman
v
jongedame
juffrouw |
m
heer
v
meisje |
m -
v
mevrouw
dame |
SEKSESPECIFIEK
Table 5.
negatief |
m
babyface
oelewapper
patatgeneratie
v
gleuf
mokkeltje
reetvetergeneratie
scholletje |
m
jongetje
peno
v - |
m
aftrekpost
tussenkomer
v
uitgezwangerde huismus
strijkplank |
SEKSESPECIFIEK
Table 6.
positief |
m
adonis
jonge god
volautomaat
v
kipje
koeketiene |
m
ferme knul
pikvas
spuitgast
stijfkop
stoere vent
v - |
m-
v
golden oldie |
|
60-80 |
|
80+ |
|
ALGEMEEN
Tabel 1.
neutraal |
bejaarde
grijze duif
oudere
ouwe lui
senior |
|
brokertje
oude mensen
oude sasa
hoogbejaarde |
|
ALGEMEEN
Tabel 2.
negatief |
overjarige hippie
Overleeft de Winter Niet (OWN)
rimpelrocker
rimpelsauriër
rollatorbrigade
ruïne
schatkist
schijndode
skelet
sloopwerk
sterfhuisconstructie
tandeloze mummie
terminaaltje |
treurwilg
vervalletje
(demente) bejaarde
dinosaurus
geriaat
geronto
ruftend lijk
schimmeltje
spataderbrigade
sterfgeval
tark
wrak
rimpelbrigade
rollator |
valdoodje
badmutsenclub
fossiel
gerontofiel
graftak
gremt
hemellichaam
kadaver
grijze golf
grijs gevaar
grijze dakduif
grijze hoofden
grijze plaag
grijze vloot
hoed
kalk |
kwieke dooie
oud lijk
oud gebouw
ouwe sasa
ouwelui
pet
renovatieproject
vallend blad |
ALGEMEEN
Tabel 3.
positief |
senior
lichtbejaarde
grijsbolletje
jongere van gisteren
ouke
ouchie
oudje |
oude van dagen
oudste
ouwe pruik
senior-bejaarde
velletje
de jeugd van vroeger
drie keer 20'er |
gouwe ouwe
(stok)ouwe knakker
65-plusser
antiek
grijs publiek
opa's en oma's |
ouwe taaie
ouweklaver
pensionado
rock-en-rollstoeler
vutter
zilvervloot |
SEKSESPECIFIEK
Table 4.
neutraal |
- |
|
m - |
v
schreuffie
zilverspoelinkje
zilveruitje |
SEKSESPECIFIEK
Table 5.
negatief |
m
breedbeeldbuik
pikkeluns
mosselman
wallenkop
ouwe zak
opoe
oude hark
oude lul
oude pee
oude sok |
v
grafkut
soepkip
oude doos
theemuts
mamsy
moeke
(oud) besje
(oud) slunske
sufferdje
opoe |
m
ouwe zak tabak
pamperman
ouwe knar
roedeloze
afsluitdijk
sproeikop
hangstang
leeglopend ventiel
aftandse bever
hemelkijker
kreupelhout
rammelaar
schokpoot
hangoudere
prostaatlijder |
v
oud vel
demente taart
oude kneut
oude naaidoos
ouwe hoer
oude tang
oude trut
rimpelkut
schimmeldoosje
grijze handtas |
SEKSESPECIFIEK
Table 6.
positief |
m
de jonge man
(lieve) sufferd
peeke
vake |
v
omaatje
grutje
ouwetje |
m
opaatje
den ouwe
oud peke
éminence grise
grijsaard |
v- |
| |
| |
Het aprilnummer van Plus Magazine, ‘maandblad voor actieve 50-plussers’
Een hoogbejaarde die zich ‘plusser’ noemt, kan altijd hopen dat men hem op zo'n vijftig schat. Een ander type eufemisme is de toevoeging van iets positiefs: de ‘plusser’ wordt zo een ‘actieve plusser’. Maar het meest intrigerende procédé is het ontwerpen van moeilijk te begrijpen nieuwvormingen, zoals medior, drie keer 20'er en de jeugd van vroeger. Mijn idee hierbij is dat deze woorden de hoorder even laten puzzelen. En als hij daarmee klaar is, vindt hij zichzelf zo knap dat hij de aanduiding en de aangeduide met tevredenheid beziet.
| |
Seksespecifieke aanduidingen
Behalve aanduidingen voor alle leden van een leeftijdscategorie, waren er ook die alleen betrekking hadden op mannen of vrouwen; ze zijn te vinden in de tabellen 4, 5 en 6. Over de neutrale aanduidingen (tabel 4) kunnen we kort zijn, omdat er maar zo weinig van zijn. Over dus naar de tabellen 5 en 6, met de negatieve en positieve seksespecifieke woorden, die het meest complexe beeld van allemaal bieden. Maar laat ik eerst zeggen wat ik verwachtte.
Feministen kunnen zeggen wat ze willen, maar er is natuurlijk één leeftijdsgroep waarin de waardering voor de seksen sterk verschilt: die tussen de 15 en 30 jaar. Terwijl de aandacht en waardering voor vrouwen dan het zenit bereiken, worstelen de mannen met een imagoprobleem; de meeste criminaliteit en overlast komt tenslotte op rekening van de mannen van deze leeftijd. Ik had dan ook verwacht dat er in de categorie 13-18 en 19-30 veel negatieve woorden voor mannen zouden voorkomen, en veel positieve voor vrouwen. Dat klopt duidelijk niet, vooral omdat er zo veel negatieve termen voor meisjes in gebruik zijn. Ik sta voor een raadsel. Houden we niet meer van meisjes? Of zijn de inzenders gewoon vergeten wat hen zo leuk maakt?
De hoeveelheid negatieve woorden voor jongeren valt in het niet bij die voor ouderen, en dan vooral de oudere man. Tamelijk veel daarvan zijn een toespeling op hun seksueel onvermogen en urologische problemen: hangstang, sproeikop, etc. Er staan geen termen tegenover voor vrouwen na de menopauze, met uitzondering van de uitgezwangerde huismus. Ik sta alweer voor een raadsel. Is het toeval dat de eerste categorie meestal werd ingezonden door veel jongere vrouwen? En hadden die power girls slechte ervaringen met opdringerige mannen van een zekere leeftijd? Zijn jongere mannen echt veel aardiger geworden? Of zijn ze door diezelfde power girls zo geïntimideerd dat ze minder durven te zeggen?
Er is nog een benoemingsmotief dat opvallend ontbreekt, en dat is welstandsjaloezie. De zestigers van nu zitten in de VUT en de zeventigers genieten nog zo'n vijftien jaar van hun waardevaste pensioen. Dat is fijn voor hen, maar de starters op de arbeidsmarkt zullen zich toch weleens achter de oren krabben. Want één ding weten zij zeker: naar de VUT kunnen ze fluiten, en hun pensioen wordt onder hun ogen uitgekleed. Toch positief dat ze plussers geen aanduidingen als overjarige parasiet naar het grijze hoofd slingeren.
|
|