Vlaamse en Nederlandse wielertaal
Toen het wielrennen ook in Nederland populair werd, drong ook daar het wielertaaltje door. Maar de weerstand tegen vreemde woorden was er veel kleiner. Het gebruik van Franse en later Engelse woorden staat er juist chic.
Het verschil tussen het wieler-Nederlands dat in Nederland en in Vlaanderen geschreven werd, vormde het onderwerp van twee licentiaatsverhandelingen aan de universiteit van Gent. De eerste werd geschreven in 1991, de tweede in 2002. Uit die studies blijkt onder meer dat men in Nederland graag Franse woorden gebruikt: Tour de France tegenover Ronde van Frankrijk (het tijdschrift Wieler revue bracht enkele jaren terug het Livre d'or van de Tour de France uit), attaqueren tegenover aanvallen, etappe tegenover rit, chef d'équipe tegenover kopman, en coureur tegenover renner.
De jongste jaren sijpelt ook in de wielerwereld, in zowel Nederland als Vlaanderen, steeds meer Engels door. Woorden als finish, frame, toeclips, prof, coach, race en shirt zijn gemeengoed geworden.
Hoewel de verschillen tussen het Nederlandse en het Vlaamse wielerjargon kleiner worden, gebruiken we nog steeds in een vijfde van de wielergevallen in Zuid en Noord een verschillende term. Een ‘materiaalwagen’ bestaat niet in Vlaanderen, die heet bij ons een ‘volgwagen’. De ‘baan’ heet bij ons ‘piste’, en in Nederland ‘sprinten’ de renners, bij ons ‘spurten’ ze.