1. | in |
2. | aan; in mag ook. |
3. | tegen; voor mag ook, maar is minder duidelijk, want waken voor kan ook ‘behoeden’ betekenen. |
4. | van; terugkomen op betekent: ‘er weer mee aan de slag gaan of er weer over beginnen te spreken’. |
5. | voor is het gebruikelijkst, maar om of over kan ook. In combinatie met personen is volgens Van Dale over gewoner. |
6. | om, als wordt bedoeld: ‘pas op voor de hond’. Anders zijn ook mogelijk: over en aan (‘je gedachten laten gaan over de hond’). |
7. | tot |
8. | tegen; voor mag ook. |
9. | bij |
10. | tegen |
11. | bij |
12. | bij; met mag ook |
13. | van |
14. | met |
15. | In |
16. | aan |
17. | naar; van |
18. | tot; zich tot iets lenen betekent ‘zich laten gebruiken voor’, zich voor iets lenen ‘geschikt zijn voor’. |
19. | naar |
20. | in; bij mag ook. |