| |
| |
| |
De buik vol benen
Uitdrukkingen voor ‘zwanger zijn’
Ewoud Sanders
Binnenkort bevalt prinses Máxima. Daarmee komt er een einde aan de meest besproken zwangerschap van de laatste jaren. Ter gelegenheid daarvan ging Ewoud Sanders op zoek naar uitdrukkingen voor ‘zwanger zijn’, en maakte hij een selectie uit de royale oogst.
Het Nederlands telt ruim vierhonderd uitdrukkingen voor ‘zwanger zijn’. Het hele spectrum van de zwangerschap komt hierin tot uitdrukking: van de conceptie (het zwanger maken) tot aan de bevalling. Er zijn uitdrukkingen voor gewenst en ongewenst zwanger zijn, voor hoogzwanger zijn, voor moeten bevallen, voor een zware bevalling, voor over tijd zijn, voor een geslaagde bevalling en voor een doodgeboorte of miskraam.
Ruim vierhonderd uitdrukkingen - dat zijn er natuurlijk veel te veel om in één artikel te behandelen. Daarom is hieronder een selectie gemaakt op benoemingsmotief, want veel uitdrukkingen zijn volgens hetzelfde principe gevormd. Het meest kenmerkende van een zwangerschap is bijvoorbeeld de dikke buik van een vrouw, en er zijn tientallen uitdrukkingen die dat benadrukken, op allerlei manieren. In totaal zijn er zo'n twintig verschillende benoemingsmotieven. Ook dat zijn er te veel om hier allemaal te behandelen, dus ook op dit punt moest een keuze worden gemaakt. De onderstaande uitdrukkingen zijn merendeels afkomstig uit de negentiende en twintigste eeuw, maar sommige gaan zelfs terug tot de zestiende eeuw.
| |
Gêne
Er bestaat nog geen verzameling waarin al die zwangerschapsuitdrukkingen bij elkaar zijn gebracht; wie ze zoekt, moet te rade gaan bij verschillende woordenboeken, artikelen en dialectverzamelingen. De twee belangrijkste bronnen zijn Spreekwoorden en zegswijzen over de vrouwen, de liefde en het huwelijk uit 1911 van Alfons De Cock, en Vlaamse volkstaal, bron van humor en wijsheid uit 1984 van Henri Mullebrouck. Mullebrouck vermeldt ruim 180 zwangerschapsuitdrukkingen, De Cock noemt er ruim tweehonderd. Ter vergelijking: in de jongste editie van de grote Van Dale staan ruim zeventig uitdrukkingen voor ‘(ongewenst) zwanger zijn’ of ‘zwanger maken’. Lang niet al die uitdrukkingen zijn nu nog (algemeen) bekend, maar er doken er opvallend veel op in het dialectmateriaal dat in het laatste kwart van de twintigste eeuw werd verzameld in Noord-Brabant, Vlaams-Brabant, Antwerpen, en Nederlands- en Vlaams-Limburg.
Waarom zijn er eigenlijk zo veel verschillende zwangerschapsuitdrukkingen? Dat komt zonder twijfel doordat zwangerschap lang - met name in de negentiende eeuw - met een zekere gêne was omgeven. De dikke buik van een vrouw was immers het zichtbare bewijs van wat eraan vooraf moest zijn gegaan: seks. En daar was men lange tijd niet zo open over als nu. Zo schreef de bekende dialectoloog G.J. Boekenoogen in 1896, ter verklaring van de uitdrukking ze loopt met een mandje ‘zij is zwanger’: ‘Gezegd omdat (vooral pas getrouwde) vrouwen, die in belangwekkende toestand verkeeren, dikwijls een boodschappenmandje onder haar boezelaar dragen om dit feit te verbergen.’
Een boodschappenmandje onder je schort dragen om te voorkomen dat andere mensen kunnen zien dat je zwanger bent, of beter: dat je seks hebt gehad - de schaamte die hieraan ten grondslag ligt, is een zeer rijke voedingsbodem gebleken voor de taal rond de zwangerschap. Die taal is soms plat en beeldend en soms uitgesproken netjes, maar bovenal is het een taal vol eufemismen, want over zwangerschap was men lange tijd liever niet al te expliciet. Zo schreef een vrouw, naar aanleiding van een eerdere publicatie over dit onderwerp: ‘In mijn jeugd, ik ben van 1917, werd er algemeen gepraat over in blijde verwachting zijn. Het woord zwanger was niet netjes.’
| |
Buik vol benen
De uitdrukking de (of: een) buik vol/met benen hebben (of: krijgen) dateert al uit het midden van de zestiende eeuw. In 1561 werd ze opgenomen in een lijst met Antwerpse spreekwoorden en ook komt ze voor in een boek getiteld Den Handel der Amoureusheyt (‘En kreecht ghy dan den buyck vol beenen’) uit 1621. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) noemt de buik vol benen krijgen een ‘platte uitdrukking voor bezwangerd worden’; de grote Van Dale kent de verkorte vorm een buik met benen als ‘vulgaire uitdrukking’ voor ‘een hoogst zwangere vrouw’. De uitdrukking is in het hele Nederlandse taalgebied bekend en wordt nog volop gebruikt. De Cock vermeldde in 1911 de uit- | |
| |
gebreide variant de buik vol beenderen, de schoot vol tranen; men zei dit indertijd ‘van een gevallen meisje en ook van een ongelukkig gehuwde jonge vrouw’. In het Gronings is zai het 't lief vol aarms en bainen (‘zij heeft het lijf vol armen en benen’) gesignaleerd, en de Friezen zeggen ‘it liif fol bonken hawwe’. ‘In Rotterdam’, zo meldde een voormalige varensgast, ‘was een vaste kreet onder de schepelingen als de vrouw zwanger was ze heeft een buik met benen, en als ze net thuiskwamen werd er gezegd ik ga voor een buik met benen, met andere woorden: ik maak haar zwanger.’
Enkele vergelijkbare uitdrukkingen zijn: zij bouwt vooruit; met een dik buikje lopen; een dik lijf hebben; ze gaat dik; zij staat ver van het aanrecht (vanwege haar dikke buik); ze heeft een ballonnetje; ze staat er breed op; zij raakt met de bult; ze draagt haar bult van voren; ze gaat op dik; ze is aan het heuvelen; zij is hoog en breed; ze heeft een dikke pens; ze heeft een ton(netje); ze zit vol en ze is trommelvol.
| |
Iets gegeten
Een vrouw kan een dikke buik krijgen vanwege het kind dat zij draagt, maar het kan natuurlijk ook komen doordat ze te veel gegeten heeft. Over het algemeen is het verschil goed zichtbaar - zeker bij hoogzwangere vrouwen - maar er bestaan ten minste dertig uitdrukkingen waarin de zwangerschap in verband wordt gebracht met het eten van het een of ander. Dit kan een vet gerecht zijn, iets waar je van opbolt, maar het gerecht kan ook een seksuele toespeling bevatten. Zo zegt men sinds de zeventiende eeuw bijvoorbeeld schertsend ‘zij heeft van de kapittelstok gelikt’ voor ‘zij heeft zich zwanger laten maken’. Kapittelstok betekende niet alleen ‘besuikerd stokje dat op taarten werd gestoken’, maar ook ‘mannelijk lid’. Een vergelijkbare toespeling komen we tegen in ze heeft paling gegeten. Ja, paling is vet en dus een dikmakertje, maar paling is daarnaast een van de honderden synoniemen voor ‘mannelijk geslachtsdeel’. En ook de negentiende-eeuwse uitdrukking zij heeft in de appel gebeten voor ‘zij is zwanger’ betekent eigenlijk ‘zij heeft gemeenschap gehad’. De uitdrukking verwijst natuurlijk naar Eva, die haar tanden in de paradijsappel zette. Om hetzelfde uit te drukken zei men ook ‘zij heeft van de verboden vrucht gegeten’.
Voor de gezegende omstandigheden waarin prinses Máxima verkeert, bestaan ruim vierhonderd verschillende uitdrukkingen.
Foto: C Buys
Meer etenswaren komen we tegen in de volgende uitdrukkingen: ze heeft een beentje ingeslikt; ze heeft bloempap gegeten (er was een liedje met de tekst: ‘En ik eet er van me leven / Geen bloempap meer / Want van bloempap doet er / Mijn buik zo zeer’); ze heeft de verkeerde bonen gegeten, ze groeien welig; ze heeft de boter gegeten; met een braai thuiskomen (gezegd van een ongehuwd zwanger meisje; een braai is een ‘braadstuk’); er zat te veel deeg in haar brood; ze heeft van het eindje gegeten; ze heeft een bolletje gerst ingeslikt; de gist is aan het rijzen; ze heeft gort gegeten, die zwelt in haar buik; ze heeft een haring ingeslikt, met kop en al; ze heeft een mens opgegeten; ze heeft te veel pap gegeten; ze heeft een hete patat opgegeten; ze heeft in het pateeke [= gebakje] gebeten; ze heeft preisoep gegeten; ze heeft aan de siroop gelikt; ze heeft slijtpap gegeten (slijtpap is feestelijke pap die de boerin aanbiedt als het oogstwerk klaar is); ze heeft smoutebollen [= oliebollen] gegeten; ze heeft het spek al weg; ze heeft een stokvis opgegeten en de graat doorgeslikt; ze heeft worst opgevreten; haar deeg gaat omhoog en zij heeft meer gehad als droog brood.
Men zei ook nog ‘zij heeft gesnoept’ voor ‘zij is zwanger’. Ook hier is sprake van een dubbelzinnigheid, want zoals bekend wordt snoepen ook gebruikt voor ‘een overspelige of verboden liefdesrelatie hebben’.
Een bijzonder geval is ze heeft een brood(je) in de oven. Deze uitdrukking is al in de negentiende eeuw opgetekend. Men zei ook wel ‘een cake in de oven hebben’. Oven verwijst hier naar de baarmoeder of de vagina. Mogelijk gaat het hier om een vertaling van het Engelse to have a bun in the oven voor ‘zwanger zijn’. De Fransen zeggen, om hetzelfde uit te drukken, ‘avoir une brioche au chaud four’ en in Duitsland zegt men ‘einen Braten in der Röhre haben’.
| |
Bruidegomspijp
Sinds het midden van de negentiende eeuw zegt men ‘uit de bruidegomspijp gerookt hebben’ voor ‘zwangerzijn’. Een bruidegomspijp is een met bloemen en linten versierde lange stenen tabakspijp die vroeger bij de bruiloft door de bruidegom werd gerookt. Vervolgens werd de pijp opgeborgen in een kistje om weer te voorschijn te worden gehaald tijdens een huwelijksjubileum. De pijp zou een symbool zijn van de ‘huwelijkstrouw en de broosheid van het leven’.
In 2002 wilde het Amsterdamse Pijpenkabinet prins Willem-Alexander tijdens zijn bruiloft met Máxima een bruidegomspijp aanbieden, maar terwijl prins Bernhard in 1937 en prins Claus in 1966 wel de huwelijkspijp in ontvangst hadden genomen en gerookt, bedankte Willem-Alexander voor de eer - dit tot grote teleurstelling van het Pijpenkabinet. Overigens bevat de uitdrukking hoogstwaarschijnlijk een seksuele toespeling. In de volkstaal wordt de pijp uitkloppen gebruikt voor ‘geslachtsgemeenschap hebben’.
| |
Of toch ziek?
Een dikke buik kan door te vet eten komen, maar ook door een of andere ziekte. Die mogelijkheid wordt in enkele zwangerschapsuitdrukkingen geopperd. Een bekende is zij heeft pijn in haar buik. Dit eufemisme van de bovenste plank is voor het eerst opgetekend in een zeemanswoordenboek uit 1681. De tekst luidt: ‘Ik heb pijn in mijn buik, het welk op de vrouwtjes, bij uitneemendheid, gepast zijnde, beteekend swanger sijn.’ De Cock vermeldt onder meer: ze heeft een abces in haar buik; ze heeft een buil op haar buik; ze heeft zich een buil gelopen; ze ziet er pips uit; ze heeft een zweer in haar buik en ze heeft een kwade zwerazie [= verzwering]. Mullebrouck noemt nog ze loopt met
| |
| |
een gezwel, en in het Gronings woordenboek (1929) van K. ter Laan vinden we onder meer: zai het 't veur de nieren.
Illustratie: Matthijs Sluiter
| |
Gestoken
De mogelijkheden zijn nog lang niet uitgeput, want zoals iedereen weet kun je ook een flinke bult krijgen als je wordt gestoken door een insect of een ander beest. We mogen aannemen dat zwangerschapsuitdrukkingen die met dit motief zijn gevormd, vooral schertsend werden gebruikt, of tegen kinderen. Dat geldt zeker voor het bekende ze is door de ooievaar in haar been geprikt. Meer steekpartijen vinden we in: ze heeft een angel in haar buik; ze is door de haan geprikt; ze is door een horzel gestoken; ze heeft een steek van de pieterman [= een vis met giftige stekels] gehad; ze is door de sperwer gepakt en ze is door een mug gebeten, ze zit met een bubbel.
| |
Een ongelukje
En dan kan het kennelijk ook nog dat het allemaal een ongelukje was, dat de vrouw geheel buiten haar schuld zwanger is geraakt. In Amsterdam zei men bijvoorbeeld van een ongehuwde zwangere vrouw ‘ze is tegen de askar gelopen’. Men beschouwde de askar, een kar waarmee as en vuilnis werd opgehaald, als ‘het allergeringste soort van voertuig’, aldus het WNT. Een informant schreef: ‘Omstreeks 1960 werd de uitdrukking ze is tegen de askar gelopen in Amsterdam nog gewoon gebruikt.’
Andersoortige ongelukken en ongelukjes vinden we in: ze is tegen de balken gelopen; ze is tegen een boom gelopen; ze is op een paaltje gevaren (gehoord in Yerseke in Zeeland); ze heeft een spijker in haar voet gekregen; ze heeft onder de tram gelegen; ze is naar Brussel geweest en is van de tram gevallen (gehoord in Aalst in Oost-Vlaanderen); ze is van de kar gevallen; ze heeft onder de kar gelegen; ze heeft gevochten en ze is ergens tegenop gelopen.
Bij dialectonderzoek in Noord-Brabant, Vlaams-Brabant en Antwerpen kwam naar voren dat men daar nog volop zegt ‘zij is tegen de hoek van een ronde tafel gelopen’. Varianten zijn: zij is tegen de punt van de tafel gelopen en zij is tegen een tafelpoot gelopen. Hoe dan ook, met name bij ongetrouwde meisjes hebben dit soort botsingen vaak tot een opgezwollen buik geleid.
| |
In het zaad staan
Tot nu toe hebben we de zaak bekeken vanuit het perspectief van de zwangere vrouw, maar er zijn ook uitdrukkingen waarin de bijdrage van de man centraal staat. Zo zei men aan het begin van de twintigste eeuw in Groningen ‘hij heeft de akker in het zaad’ voor ‘zijn vrouw is zwanger’. Die beeldspraak dateert overigens al uit de zestiende eeuw. ‘Tis besloten’, aldus een tekst uit 1584, ‘dat ghy kinderen sult crijghen: maer in dier voeghen dat ghy eerst uwes vrouwen acker besaeydt.’ De ‘schoot van de vrouw’ is ook wel ‘akker van Venus’ of ‘Venus’ akker' genoemd, een akker die in de loop van de tijd in de literatuur niet alleen is bezaaid, maar ook ‘bearbeid’, ‘bebouwd’, ‘beploegd’, enzovoort.
Vergelijkbare uitdrukkingen zijn: hij heeft haar bed (of: tuintje) in het zaad gezet; hij heeft haar bestoven; hij heeft haar in bloei gezet; hij heeft haar bevrucht; hij heeft het hofje al ingezaaid; hij heeft zijn potgoed in de grond; hij heeft haar roosje geplukt (ook gezegd bij een ontmaagding); zij heeft haar marsje [= korfje, mandje] door hem laten stofferen en hij heeft een struik in haar buik geplant.
Een apart geval is hij heeft de bonen scheep. ‘Mogelijk bevat de uitdrukking eene onkiesche toespeling’, schreef het WNT in 1897, maar hoe die toespeling moest worden uitgelegd, vermeldde het woordenboek niet. Waarschijnlijk betekent boon hier iets als ‘zaad’ (een boon is immers het zaad van de peulvrucht); scheep hebben werd gebruikt voor ‘aan boord hebben, voeren’. Letterlijk bedoelde men dus mogelijk ‘het zaad binnen hebben’. Van een zwangere vrouw zei men ook wel ‘zij heeft de lading scheep’.
| |
Komen aanwaaien
Dat zaad, daar was men het ook in vroeger eeuwen over eens, kwam zelden zomaar aanwaaien. We zien verschillende uitdrukkingen die verklaren hoe de zwangerschap in ieder geval niet tot stand is gekomen. Zo zei men in Oost-Vlaanderen in de negentiende eeuw ‘het is toch niet van de hemelse dauw’. In diezelfde regio kon men zeggen ‘het is de noordenwind niet, die haar dit gelapt heeft’. In Groningen zei men ‘ze heeft het niet van de oostenwind’, en elders is onder meer gesignaleerd: ‘dat is haar ook van geen pompwater aangewaaid’.
Dit is echter niet wat kinderen indertijd werd verteld. Als zij vroegen waarom een ongehuwd meisje zwanger was geraakt, kregen zij bijvoorbeeld de volgende uitdrukkingen te horen: ze heeft boven een keldergat gestaan; ze is overlommerd [= overschaduwd] door de Heilige Geest; zij is overlommerd door lange wapper [= spookverschijning]; ze heeft met haar venster open geslapen; ze is aan de pan blijven hangen of zij heeft boven een putje gestaan.
Over die laatste uitdrukking schreef een informant: ‘Op de lagere school had iedereen een moeder én een vader, behalve twee jongetjes in mijn klas - ik snapte dat niet, want iedereen had toch een moeder én een vader? Op de vraag aan mijn ouders hoe dat kon, kreeg ik steevast het antwoord: “Tja, zijn moeder heeft misschien boven een putje gestaan en toen is er een vuiltje in gewaaid.”’
Met dank aan Siemon Reker, Anne Dykstra en Joep Kruijsen.
|
|