Droogzwierder
Hoewel het woordgebruik in de standaardtaal in Vlaanderen veel minder homogeen is dan in Nederland, kan ook de woordkeuze van de Vlaming voor Nederlanders aanleiding zijn om de taalbeheersing van Vlamingen hoger aan te slaan. Zo wordt er weleens beweerd dat Vlamingen minder vreemde woorden gebruiken dan Nederlanders, een opvatting die óók op een mythe berust. Klassieke voorbeelden als droogzwierder (‘centrifuge’) en duimspijker (‘punaise’) kunnen de indruk wekken dat Vlamingen minder vreemde woorden gebruiken, maar Vlaanderen importeert net als Nederland heel wat woorden uit andere talen. Meestal gaat het dan trouwens ook om precies dezelfde Engelse woorden.
Door de culturele verschillen liggen de verhoudingen alleen wel een beetje anders. Hoewel Vlaanderen politiek en cultureel hoe langer hoe meer een eigen koers vaart, is de invloed van het Frans nog altijd duidelijk merkbaar. Die invloed op het Nederlands in Vlaanderen is altijd veel sterker geweest dan de invloed van vreemde talen op het Nederlands in Nederland. De belangrijkste reden hiervan is dat het Frans tot een eind in de twintigste eeuw ook de taal was van de overheid en de rijkere klasse in Vlaanderen.
Het gevolg is dat er in Vlaanderen wel wat woorden circuleren die zijn ontstaan uit een puristische reflex tegenover het Frans. Denk bijvoorbeeld aan drukkingsgroep (‘pressiegroep’), batterij (‘accu’) en bestemmeling (‘geadresseerde’). Veel van de woorden en uitdrukkingen die er op het eerste gezicht Nederlands uitzien, zijn eigenlijk gewoon verhuld Frans, bijvoorbeeld droogkuis (‘stomerij’, in het Frans nettoyage à sec), het noorden verliezen (‘in de war zijn’, Frans perdre le nord), rondpunt (‘rotonde’, Frans rond-point) of een klacht neerleggen (‘een klacht indienen’, Frans déposer une plainte). Zulke Vlaamse elementen kunnen voor een Nederlander aantrekkelijk zijn omdat ze een ‘sappig’ of ‘smeuïg’ karakter geven aan het Nederlands, maar ze kunnen evengoed verwerpelijk worden genoemd omdat ze niet aansluiten bij het eigen taalgebruik.
Er zijn uiteindelijk geen objectieve redenen te geven waarom de taalbeheersing van Vlamingen superieur zou zijn aan die van Nederlanders. Generaliserende uitspraken van Nederlanders over het taalgebruik van Vlamingen, en omgekeerd, zijn altijd voor rekening van de persoon die ze doet, maar ze zijn zeker niet vrijblijvend. In de grond zijn ze de uitdrukking van een taalpolitieke opvatting. Wie alleen het taalgebruik uit het Noorden als norm voor iedereen stelt, negeert de taalgebruikers uit het Zuiden. Wie in het Noorden het taalgebruik van het Zuiden als ideaal ziet, veroordeelt zichzelf tot een paria van het Nederlands.
Daarom pleit ik voor zo weinig mogelijk politiek correcte uitspraken over het taalgebruik van de zuiderof noorderburen, maar voor taalkundig verantwoord inzicht in de nuances van het Nederlands in Noord en Zuid. Een tv-programma als 10 voor taal bijvoorbeeld levert daar een uitstekende bijdrage toe, omdat de rijkdom en de schakeringen van het Nederlands erin aan bod komen zonder dat je als kijker het gevoel krijgt dat je het Nederlands niet beheerst.