Bij wijze van zeggen
Riemer Reinsma
Bush-bush
De uitdrukking bush-bush is Nederlandser dan ze eruitziet. Natuurlijk, bush is een Engels leenwoord, maar de verdubbeling vind je in geen enkel Engels woordenboek, en met enige goede wil zou je dus kunnen zeggen dat de uitdrukking voor vijftig procent van Nederlandse makelij is.
In zijn boek Komkom, tuuttuut, hoho. Over herhalingswoorden en herhalingsnamen (2000) onderscheidt Wim Daniëls een speciale categorie herhalingswoorden, namelijk die welke ‘een andere betekenis hebben dan hun basiswoord, maar nog wel tot dezelfde woordsoort behoren’. Bij deze groep hoort ook bush-bush. Het Engelse bush betekent ‘rimboe’, en slaat dus op een onafzienbaar groot bos. Het Nederlandse bush-bush slaat op een gebied dat ver van de bewoonde wereld ligt - maar van bossen hoeft er geen sprake te zijn.
Bij dit soort herhalingswoorden bestaat er volgens Daniëls een associatief verband tussen de enkele en de dubbele vorm. In dit geval speelt waarschijnlijk de associatie met iets primitiefs. Het Nederlands heeft zelf betrekkelijk weinig herhalingswoorden, en Nederlandssprekenden vinden talen die wél veel herhalingswoorden hebben (zoals het Maleis) primitief. Door bush te verdubbelen roepen we dus de associatie op met primitiviteit.
Dát we talen met herhalingswoorden primitief vinden, komt volgens Daniëls doordat we herhalingswoorden associëren met kindertaal (wafwaf, tjoeketjoeke).