Over boeken dans la purée
Liesbeth Koenen
Vooral op vakantie in het buitenland willen ze het altijd van je weten: ‘Hoeveel talen spreek jij?’ Hoewel ik hem talloze keren beantwoord heb, vind ik het een onmogelijke vraag. Want wanneer kun je nou zeggen dat je een vreemde taal spreekt? Als je er boodschappen in kunt doen? In restaurants niet voortdurend verrassingen op je bord aantreft? Als je bij je ontbijt lekker een krantje in de landstaal haalt? Als de Nederlandse vertaling van een literaire roman je telkens zielenpijn bezorgt omdat je de oorspronkelijke taal er zo sterk doorheen ziet schemeren?
De gradaties zijn eindeloos. Lang niet iedereen zal hetzelfde antwoord geven, en het hangt er ook van af waar je vaardigheden vandaan komen. Op mijn elfde kon ik weliswaar aan de Costa Brava al heel overtuigend ‘dos cola’ bestellen, en tegenwoordig lukt het me met een woordenboekje ook om delen van de menukaart of El País te ontcijferen, maar ik spreek tot mijn verdriet echt geen Spaans. Terwijl ik best durf. Want dat is ook zoiets. Ik herinner mij mijn verlegen oma die voor haar plezier stapels boeken in het Frans en het Duits las, maar categorisch weigerde ook maar een woord in die vreemde talen te spreken. Dat kon ze niet, zei ze. Zij had dus een gapend gat tussen haar actieve en passieve taalkennis.
Zou ze in haar hersenen wel aparte stukjes voor Frans en Duits hebben gehad? Mensen die meerdere talen kennen, hebben namelijk in hun gebied van Broca (dat zit ergens achter uw linkerslaap) voor elke taal een eigen plekje. Duidelijk afgebakend van de rest, zolang ze die vreemde talen althans op latere leeftijd pas geleerd hebben. Misschien dat daar op een dag een echt objectieve maatstaf uit voortkomt: dan hoef je geen eindexamen Frans of Engels meer te doen, maar kijken ze gewoon op een hersenscan of je genoeg opgepikt hebt.