Gerrit Komrij reageert
Foto: Thom Hoffman
In een e-mail aan Onze Taal reageert Dichter des Vaderlands Gerrit Komrij kort (‘ik heb het zwerfhondsdruk’) op de herlevende affaire ‘Rasoel-Komrij’:
Over Teuns wetenschappelijkheid
De grote duim is voor Teuntje altijd belangrijker geweest dan serieus onderzoek. Zijn voornaamste argument destijds was immers dat bij Rasoel het woord zwerfhond voorkwam. Zwerfhonden had je in Nederland niet. Waar wel? In Portugal. Nu dan.
Uit de database van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie kwam een flink aantal zwerfhonden te voorschijn. Jan Cremer gebruikte het woord ook. Het interesseerde Teuntje niet. Hij beoefent dan ook geen wetenschap, hij hangt een ideologie aan. Wat niet in het beeld past, wordt genegeerd.
Over Teuns hardnekkigheid
Na de rechtszaak tegen Rasoel hanteerde hij als beleidslijn: als Komrij het niet heeft geschreven, zou hij het geschreven kunnen hebben. Voor dat doel plukte hij uiterst selectief alinea's en regels uit mijn werk, zonder ook maar enige rekening te houden met context, ironie, retorica, humor, overdrijving, enz., laat staan met het karakter van de schrijver. Het zou kwaadaardig zijn als het niet zo volstrekt verknipt was.
Wat me stoort, als de aap uit de mouw moet, is dat de ijdeltuit Teun mij zijn hele betoog door voor net zo'n domkop houdt als hij zelf is. Zijn ‘parallellen’ met Rasoels tekst zoekt hij in alinea's die ik schreef over de uitwassen van het welzijnswerk en de antiracisme-industrie, alinea's waardoor hij zich blijkbaar voelt aangesproken. Alinea's waarin ik me kwaad maak over onverdraagzaamheid en domheid komen niet in aanmerking.
Over De ondergang van Nederland
Ik heb nog steeds geen trek gehad dat boekje te lezen, al heb ik het hier thuis wel ergens liggen. Er zijn inde loop der tijden verschillende vrienden en bekenden geweest die me vertelden dat het boekje van Rasoel, gezien de ferme en steeds fermere uitspraken in de politiek, van Bolkestein tot Fortuyn en van half links tot halfzacht links, achteraf toch wel een steeds blekere indruk begon te maken. Wat in dat boekje stond, bedoelden ze, was op het Binnenhof, bij de ambtenarij en in de pers inmiddels gemeengoed geworden waar geen mens meer van opkeek. Half Nederland rasoelde, alleen Teuntje bleef zich blindstaren.