Spaan
Taalpolitie
Henk Spaan
Met ingang van dit nummer zal hier maandelijks een column staan van tv-programmamaker, voetbaldeskundige, schrijver en neerlandicus Henk Spaan.
Mijn naam is Henk Spaan en ik ben van de taalpolitie. We zijn een andere opsporingsinstantie dan The Language Police beschrijft. In dit kortgeleden bij Knopf verschenen boek kunnen we zien dat Amerikanen nog gekker zijn dan we denken. Toen mijn schoonzus, een aan een Amerikaanse universiteit verbonden historica, eens zei dat je als academicus echt geen kerstkaart kon versturen omdat je maar nooit wist welke godsdienst de ontvanger beleed, zag ik haar plaatsvervangende overgevoeligheid als een hypercorrect overblijfsel uit de jaren zestig. Nu ik The Language Police lees, weet ik beter. Diane Ravitch beschrijft haar belevenissen met een instantie die ‘bias and sensitivity review panel’ heet, een instantie dus die vooroordelen en gevoeligheden beoordeelt. De schrijfster was door president Clinton gevraagd mee te werken aan het samenstellen van een centrale taaltoets voor kinderen uit de vierde klas. De door haar en anderen geselecteerde teksten werden beoordeeld door voornoemd panel, vol deskundigheid over andermans gevoeligheden.
Enige voorbeelden van verworpen teksten:
1. | Een verhaaltje over opgroeien in het oude Egypte werd afgekeurd omdat het beschreef hoe de rijkste mensen in de grootste huizen woonden. Dit beschouwde men als elitair. |
2. | Een tekst over Mount Rushmore mocht niet omdat het monument, dat bestaat uit in de heuvels uitgehakte hoofden van de presidenten Washington, Jefferson, Roosevelt en Lincoln, midden in een gebied ligt waarin indianen van oudsher mediteren. Amerikaanse vierdeklassers, indianenvrienden pur sang, zouden zich kunnen ergeren aan het door de beeldhouwers getoonde gebrek aan respect. |
3. | Geen enkele tekst mocht verwijzen naar de evolutie of de oorsprong van het universum. Het vermelden van dinosaurussen of fossielen was ten strengste verboden. |
Je zou er zowaar trots op worden Nederlander te zijn.
Met dergelijk moralisme houdt deze agent van de taalpolitie zich niet bezig. Wel zal hij zich nu en in de toekomst afvragen waarom Eddy Poelmann de donkere, Franse middenvelder van Real Madrid toch steeds ‘Makalèllèh’ noemt en niet ‘Makalélé’. Kennelijk wil hij zijn uitspraak een Afrikaans tintje geven. Welke van de twee versies ligt dan meer voor de hand? Misschien schuilen er onder de lezers van Onze Taal wel deskundigen op dit gebied. Ook ben ik stomverbaasd dat, in het enige land buiten Zweden waarin Kindvall ‘Tsjindvall’ wordt genoemd, Frank Snoeks nog altijd ‘Nedved’ zegt en niet ‘Njedvjed’, zoals alle Tsjechen doen.
De volgende keer behandel ik de teksten van Bløf of die van Huub Oosterhuis. Dat zien we nog wel.