| |
| |
| |
| |
Lutjebroek
Frans Erens - Ieraar kunstgeschiedenis en tekenen, Utrecht
Het artikel van Ewoud Sanders over de ‘rurale reputatie’ die de plaatsnaam Lutjebroek in het Nederlands geniet (Onze Taal februari/maart), heb ik met belangstelling gelezen. Maar een belangrijk facet dat aan de bekendheid van Lutjebroek heeft bijgedragen ziet Sanders over het hoofd.
Zoeaaf P.J. Jong uit Lutjebroek.
Foto: Nederlands Zouavenmuseum, Oudenbosch
In het midden van de negentiende eeuw trachtte koning Victor Emanuel de heerschappij over heel Italië te verkrijgen. Een van zijn medestanders was Giuseppe Garibaldi, die met zijn leger vanuit het zuiden oprukte naar Rome en de pauselijke staat bedreigde. Paus Pius IX riep vervolgens jonge mannen uit heel Europa op om dit erfgoed te verdedigen. Deze pauselijke strijders werden zoeaven genoemd, en onder de eerste zoeaven waren veel Nederlandse jongens. De bekendste van hen was Pieter Jong uit Lutjebroek. Voor zijn heldhaftige gedrag kreeg hij niet alleen een pauselijke onderscheiding, maar ook werd hij (gekleed in zoeavenuniform voorzien van decoraties) afgebeeld in verschillende tijdschriften. En het was door deze afbeelding - een staalgravure - dat Lutjebroek zijn bekendheid kreeg. Onze zoeaven zijn we vergeten, maar Lutjebroek heeft kennelijk indruk gemaakt.
| |
Kiyu/kyû
Anne Sey-Nijmegen
In ‘Taaltest’ van november jl. stelt de Taaladviesdienst dat het Japanse woord kiyu ‘judograad’ betekent. Vervolgens schrijft Ad van der Nat (‘Reacties’, januari) dat ‘budograad’ een betere omschrijving voor kiyu zou zijn, en Marc de Gunst voegt erin de aprilaflevering van dezelfde rubriek aan toe dat kiyu - maar dan gespeld als kyu - ook in Japanse denksporten een deskundigheidsof bekwaamheidsaanduiding is. Hoe zit het nu met dat kiyu en kyu?
Het Japans kent het woord kiyu niet in de bovengenoemde betekenis. Het eenlettergrepige kyu (uit te spreken als [kjoe], met een korte oe) komt qua spelling wel aardig in de buurt, maar in het Japans bestaat het niet. Correct is kyû - meteen lange oe. Het Japans kent overigens meer dan vijftig karakters (en daarmee betekenissen) die als [kjoe] - met een lange oe - worden uitgesproken.
Het kyû waar het hier om gaat, betekent heel algemeen ‘rang’, ‘graad’ of ‘schoolklas’. In de vecht- en denksporten - maar ook bij het bloemschikken en haikuschrijven - wordt het gebruikt om bereikte formele graden van deskundigheid of bekwaamheid aan te duiden.
| |
Tiendeweg
Wouter Bakker en Jeroen van de Berg - De Bilt
Riemer Reinsma behandelt in zijn rubriek ‘Geschiedenis op straat’ (Onze Taal februari/maart) de straatnaam Tiendeweg. Tiend(e)wegen zijn wegen waaraan de tiend (een belasting in natura) werd klaargezet, zodat de tiendgaarder deze kon ophalen, schrijft Reinsma. Deze verklaring wordt algemeen aangehangen maar is niet erg waarschijnlijk. Zou men in vroeger eeuwen werkelijk de opbrengst van het land zomaar aan de kant van de weg hebben gezet? En zou men hier werkelijk speciale wegen voor hebben aangelegd?
Verder valt het op dat tiendwegen vrijwel nooit verhard zijn, en dat men ze vrijwel uitsluitend langs de grote rivieren aantreft. Dat wijst op een andere verklaring. Die is te vinden in (onder meer) het proefschrift De genese van het landschap in het zuiden van de provincie Utrecht van H.J.A. Berendsen, uit 1982. Volgens Berendsen zijn tiendwegen kwelkaden, die door de dijk sijpelend rivierwater opvangen en zo snel mogelijk (via zogenoemde tiendweteringen) stroomafwaarts afvoeren. Het woord tiend zou dan afgeleid zijn van tiën, ‘trekken, zijgen, zuigen’, dat vergelijkbaar is met het Duitse ziehen.
| |
Ei en ij: overeenkomsten met het Zweeds
Dick Thoenes - Dwingeloo
Nicoline van der Sijs schrijft in de mei-aflevering van haar rubriek ‘Etymologica’ over het ontstaan van de ei en de ij, twee lettercombinaties die dezelfde uitspraak maar een verschillende oorsprong hebben. Dit laatste lijkt nog eens be- | |
| |
vestigd te worden door een vergelijking van het Nederlands met het Zweeds. Waar Nederlandse woorden een ij hebben, hebben verwante Zweedse woorden vrijwel zonder uitzondering een i, en staat er in het Nederlands een ei, dan hebben de verwante Zweedse woorden een e. Voorbeelden: ijs - is, pijl - pil, pijp - pipa, mijn - min, wijn - vin, tijd - tid, lijden - lida en schrijven - skriva - en voorts eik - ek, feil - fel, heide - hed, eigen - egen en leiden - leda. In dit verband zijn vooral de woordparen lijden - lida en leiden - leda interessant.
| |
Ei en ij in dialecten
E. Jongerden - Breukelen
Het artikel ‘De korte ei en de lange ij’ van Nicoline van der Sijs (Onze Taal mei) had mijn bijzondere belangstelling. Het deed me denken aan zo'n zestig jaar geleden, toen een Groningse onderwijzer die lesgaf op de mulo in Bussum vertelde dat een Groninger de ij altijd uitspreekt als [ie] (dus niet [dijk] maar [diek]). Voor mij als dialectsprekende Huizer was dat aanleiding om eens na te gaan hoe we in het Huizens dialect die ij en die ei uitspraken. Ik kwam tot de verrassende ontdekking dat we de lange ij ook werkelijk als [ei] uitspraken, maar de korte ei consequent als [ai]. Voor mijn klasgenoten uit Bussum was het niet altijd duidelijk of je beitel met een korte ei of een lange ij schreef, maar voor ons Huizers was dit geen probleem. We schreven automatisch een ei, want we noemden zo'n werktuig immers een [baitel].
| |
Uitglijder
E.L. Kruyne - Gouda
In de rubriek ‘Vraag en antwoord’ in het meinummer spreekt de Taaladviesdienst zijn voorkeur uit voor de spelling uitglijer boven uitglijder, omdat het woord ‘een vrij informeel karakter’ heeft. Wat daar precies mee bedoeld wordt, is mij niet duidelijk.
Er zijn tal van woorden waarin de d tussen klinkers als j wordt uitgesproken. Van welke van al die woorden - bijrijer? motorrijer? verraaier? - zou naar het oordeel van de Taaladviesdienst de spelvariant zonder d dan in de woordenboek opgenomen moeten worden?
| |
Naschrift Taaladviesdienst
Met ‘woorden met een informeel of spreektalig karakter’ -waarvan we in ‘Vraag en antwoord’ als voorbeelden al teringlijer, de goeie ouwe tijd en een dooie boel gaven - bedoelen we woorden die vooral in de informele omgangstaal voorkomen en niet of nauwelijks in formele teksten. De woorden bijrijder/bijrijer, motorrijder/motorrijer en verrader/verraaier hebben geen (louter) informeel karakter: ze kunnen zonder problemen in bijvoorbeeld een ambtelijk stuk worden gebruikt, maar teringlijer, goeie ouwe tijd, dooie boel en uitglijer zul je daar ook in de ‘formele’ spelling teringlijder, dode boel, etc. - niet snel in aantreffen. Vandaar.
| |
Evolutie van talen
Martien Stam - Veldhoven
Sinds enkele jaren ben ik een trouwe lezer van Onze Taal. Telkens als het blad op de deurmat valt, krijgt het bij mij meteen voorrang en moet al het andere even de pas inhouden. Het blad is voor mij in veel opzichten tot ‘lering en vermaak’. Maar het lezen van de tweede aflevering van Marc van Oostendorps ‘Taalkunde voor kinderen’, in het meinummer, bezorgde mij geen lering en ook geen vermaak. De evolutietheorie van Darwin, waarop de auteur zich baseert, is niets meer dan een theorie en bovendien een die aan alle kanten rammelt. Stel dat het Openbaar Ministerie strafzaken met zo veel aannamen en zo veel vooronderstellingen voor de rechter zou brengen. De gevangenissen zouden dan kunnen worden afgebroken omdat iedereen vrijspraak zou krijgen vanwege gebrek aan bewijs. Er is heel wat meer ‘geloof’ nodig om deze theorie te accepteren dan een eenvoudig aanvaarden van het bestaan van een Hogere Macht die Zich in de bijbel als ‘God de Schepper van alles’ openbaart.
| |
Spreektempo
Henk van Linde - Haren (Gr.)
Marc van Oostendorp beweert in de eerste aflevering van ‘Taalkunde voor kinderen’ (Onze Taal april) dat een mens elke dag ongeveer veertigduizend woorden zegt. Dat is dus gedurende ruim elf uur iedere seconde een woord, zonder enige pauze. Dat zal (hopelijk) toch niet waar zijn?
| |
Naschrift Marc van Oostendorp
In de vakliteratuur wordt uitgegaan van veertigduizend woorden per dag. Dat aantal wordt trouwens al een stuk aannemelijker als je bedenkt dat een mens per seconde wel meer dan één woord kan zeggen.
| |
At smakelijk
Peter Risseeuw - Badhoevedorp
Het artikel van professor Van den Toorn over de gebiedende wijs in de verleden tijd (Onze Taal mei) nam me mee terug naar mijn studentenflatbestaan in Rotterdam, 25 jaar geleden. Als mijn buurman annex studiemakker Jaap Prins thuiskwam terwijl de (half)lege borden van de vroege eters nog op tafel stonden, placht hij betrokkenen ‘at smakelijk’ toe te wensen. Een welsprekend bewijs dat een creatieve verledentijdsvorm ook nog eens functioneel kan zijn.
| |
Taal in beeld
Foto: Jozef Croughs uit Sint-Truiden (België); hij ontvangt een boekenbon van €25,-.
|
|