Raptus
Taalergernissen
Ingmar Heytze
Natuurlijk zijn er taalergemissen genoeg. Het zou me geen enkele moeite kosten om deze column te vullen met taalconstructies waar ik jeuk van krijg. Maar daar ga ik niet aan beginnen. Ik heb namelijk nog net iets meer de pest aan gezever over lelijk Nederlands dan aan dat lelijke Nederlands zelf.
Wie taalergernis intikt in de internetzoekmachine Google vindt een teleurstellend klein aantal hits: begin januari waren dit er slechts 99. (Terwijl ik dit opschrijf, realiseer ik me dat het woord hits voor veel mensen alweer een taalergernis is. Resultaten vind ik echter een fundamenteel ander woord, vindplaatsen zou er eventueel mee door kunnen. We zijn nog geen honderd woorden op streek en ik erger me alweer kapot aan dat gezeur over taal.) Er zijn wonderbaarlijke resultaten bij. Wist u bijvoorbeeld dat er een Anti ‘ZOIETS VAN’ Homepage bestaat? Op www-th.phys.mg.nl/~doosje/driek.html besteedt Marcel Doosje bijna 1500 woorden aan zijn aversie jegens deze constructie. En aan zijn aversie jegens van alles in de Nederlandse taal. ‘De taal is het voertuig van de geest. Maar ons Nederlands is onderhand wel een krakende wagen geworden’, valt op zijn site te lezen. ‘Risicovolle beleggingen? Nee, het zijn riskante beleggingen!’, en ‘Vele handen maken licht werk’ zou moeten zijn: ‘Vele handen maken zwaar werk licht.’ Klopt natuurlijk ook nog geen hout van. Als we een stapel afgehakte handen in een verhuiswagen leggen, gaat die verhuizing er echt niet eenvoudiger door.
Frank Wassenaar (http://users.bart.nl/~fww/taal.htm) wijst ons op het gevaar van bij deze (ja, het moet zijn: bij dezen) en instinkers als waken en letten: ‘Ik moet ervoor waken dat deze tekst te belerend overkomt. En ik moet erop letten dat deze pagina niet te belerend overkomt. Maar ik moet er niet voor waken dat deze pagina niet te belerend overkomt’, steekt hij de hand in eigen boezem. Als iedereen zo was als Doosje en Wassenaar zou onze taal een stuk correcter worden gebruikt - dat is waar. Maar ik ben niet al te dol op dat soort oplettendheid, omdat ik een creatieve gebruiker van het Nederlands ben. Ik schrijf gedichten in deze taal. Ik schrijf er artikelen en columns in. Ik gebruik deze taal als middel om te vertellen wat mij bezighoudt. De taal is mijn krakende wagen, en juist uit alle imperfecties haal ik weer inspiratie voor nieuw gebruik ervan. Niets is zo dodelijk voor mijn creativiteit als zeurkousen die het nodig vinden om hun taal net zo lang uit te deuken en te poetsen tot elke oneffenheid is verdwenen. Ik probeer zo goed mogelijk met de taal om te gaan, en waar de taal het niet goed doet, probeer ik er iets nieuws mee. De antenne voor alle valkuilen, voetangels en klemmen die onze taal bevat, werkt daarbij zelden feilloos. Je kunt onmogelijk iets behoorlijks schrijven als je je er voortdurend van moet vergewissen dat je tekst volkomen vrij is van fouten.
Of deze column uw goedkeuring wegdraagt, weet ik niet, maar ik verzeker u dat er heel wat meer fouten in zaten voordat ik hem inleverde bij de redactie van dit blad. Maar als er ergens nog een subtiel foutje door de flinterdunne mazen van de dienstdoende redacteur is geglipt, kan ik er donder op zeggen dat de wakkere lezers ingezonden brieven gaan sturen om me daarvoor op de vingers te tikken. De taalpolitie ziet alles en vergeeft niets. Elke auteur die publiceert in Onze Taal, doet dictee voor 40.000 schoolmeesters.
Diep vanbinnen mijn hart heb ik bij deze dan ook zoiets van: hou op met erover te waken of onze taal niet verkeerd wordt gebezigd, maar gebruik die taal naar uw beste weten. De wereld gaat niet ten (of ‘te’, ik heb even geen zin om het op te zoeken) gronde aan onzorgvuldig taalgebruik, maar aan fundamentalisme.