Melketier
Vergeleken met gewone samenstellingen en afleidingen komen dit soort woorden niet heel vaak voor. Veel morfologen kijken er daarom niet naar om. De taalkundige Gert Meesters inventariseerde ze wel, bestudeerde ze in detail en schreef er een proefschrift over, waarop hij in september vorig jaar in Leuven promoveerde.
In woordenboeken, in elektronische tekstbestanden en op internet vond Meesters meer dan duizend van dit soort nieuwvormingen van de afgelopen decennia: van abortoir (uit abortus en abattoir) via infotainment en Melketier (van Melken en musketier) tot aan zwosse (‘iemand met een stuk gekleurd haar’, van zwart en rosse).
Meesters heeft zijn materiaal onderverdeeld in een aantal categorieën. Zo maakt hij verschil tussen wat hij ‘neoklassieke samenstellingen’ noemt en ‘splintersamenstellingen’. In neoklassieke samenstellingen is minstens een van de delen afkomstig uit de klassieke talen Latijn en Grieks, terwijl de samenstelling zelf gloednieuw is: van kleptocratie (‘staatsvorm waarbij de heersende klasse zich verrijkt’) of technofobie (‘angst voor techniek’) hadden de Grieken en Romeinen nooit gehoord. Datzelfde geldt voor gerontofielen (‘mensen die zich seksueel aangetrokken voelen tot bejaarden’), voor haptonomie (‘fysiotherapie waarbij de klant via aanrakingen geleerd wordt zich te ontspannen’) of voor internauten (‘reizigers over het internet’).
Sommige van de woorddeeltjes komen in veel woorden terug: -loog bijvoorbeeld, in oenoloog (‘wijnkenner’), primatoloog (‘specialist op het gebied van mensapen’) en tsiganoloog (‘kenner van de leefwijze en cultuur van zigeuners’). In een enkel geval kan zo'n achtervoegsel zelfs met een Nederlands woord worden gecombineerd, al klinkt het resultaat dan altijd opzettelijk humoristisch: voetbalogie, klaasoloog (‘kenner van Sinterklaas’), heksuoloog (‘heksenspecialist’).