Opperlandse vingeroefeningen [4]
De degen wint bij tegenwind
Battus
Deze maand verschijnt Opperlans, de herziene editie van Battus' befaamde Opperlandse taal- en letterkunde. Het vierde en laatste voorproefje uit dit boek.
Uit het woord ave kun je het woord eva maken door de voorste en achterste letter van plaats te laten ruilen. Dat is natuurlijk totaal oninteressant, want dat is het geval bij veel korte gespiegelde woorden. Zijn er woorden die overgaan in andere woorden als je de laatste en eerste letter verwisselt, maar zonder dat er al een spiegel in zat?
Ja, dat kan, en er zijn 676 van zulke woorden. Vele zijn vreselijk flauw. Neem maar eens de gevallen dat er een klinkerrijtje (niet één klinker, en ook niet twee gelijke klinkers) tussen twee verschillende medeklinkers staat: gein - neig, keur - reuk, mier - riem, lijp - pijl, poes - soep, deal - lead, douw - woud, fuik - kuif, naaier - raaien, tooien - (gij) nooiet (nooien is een ouwe vorm voor ‘uitnodigen’).
We kunnen ook een extra medeklinkertje in zulke woorden smokkelen. Dat kan een r zijn: murw - wurm, kruip - pruik, fret - tref, brak - krab, trog - grot, doorn - noord. Maar het kan ook een l wezen: slik - klis, flop - plof, glas - slag, kluis - sluik. En het kan ook een n of m zijn: gons - song, tank - kant, dient - tiend, tomb - bomt.
We kunnen ook twee medeklinkers aan beide kanten van de klinkers zetten: drent - trend, twink - kwint, glans - slang. Kan het ook met een klinker aan de buitenkant? Ja: enzo - onze, oils - silo, aids - sida (waarbij sida de Franse vertaling voor aids is).
Hier zien we voorbeelden komen van woorden van twee lettergrepen. Daarvan zijn er veel te vinden die op een slappe lettergreep - -el, -er of -en - eindigen: lacher - rachel, natter - ratten, laven - navel, nauwer - rauwen, neuker - reuken, nijger - rijgen, nieter - rieten, leper - repel, lebber - rebbel, likken - nikkel, loeder - roedel, lommer - rommel, ruchten - nuchter, leuter - reutel, lieder - riedel, lijmer - rijmel, robes - sober. Maar er zijn ook betere tweelettergrepige voorbeelden: duffers - sufferd, gazan - nazag, laten - natel, karot - tarok, godin - nodig, motet - totem, nonet - tonen, nonkel - lonken, summier - rummies.
Dit waren allemaal flauwe gevallen. Nu de mooie gevallen:
atoompaps - stoompapa |
demi-waars - semi-waard |
diernaam - miernaad |
dokking - gokkind |
dokzaal - lokzaad |
draafzang - graafzand |
duinkruit - tuinkruid |
dwaalbak - kwaalbad |
Elbertina - Albertine |
kaliehaat - taliehaak |
kliphaas - sliphaak |
gekkerik - kekkerig |
koksmaal - loksmaak |
kolenwalm - molenwalk |
koopzaal - loopzaak |
keiendal - leiendak |
kurkenvlot - turkenvlok |
kiftbal - liftbak |
kannieplas - sannieplak |
repelzweet - tepelzweer |
reusbeen - neusbeer |
rokzweep - pokzweer |
kuurvlam - muurvlak |
taktiek - kaktiet |
rokbroek - kokbroer |
mokervork - kokervorm |
marsala - aarsalm |
lijfzaak - kijfzaal |
lenteveder - rentevedel |
nachtloop - pachtloon |
kraaiband - draaibank |
kussenklant - tussenklank |
gerstendrank - kerstendrang |
puntschelm - muntschelp |
rijzweep - pijzweer |
norenhaat - torenhaan |
koophol - loophok |
kastblom - mastblok |
peerschil - leerschip |
loodregen - noodregel |
melkvork - kelkvorm |
mijlworp - pijlworm |
passchaar - rasschaap |
loyalistenstunter - royalistenstuntel |
nooddeur - rooddeun |
rafelpakket - tafelpakker |
remonstrantenhoed - demonstrantenhoer |
serpentineloot - terpentineloos |