Geschiedenis op straat
Bus
Riemer Reinsma
Met openbaar vervoer heeft de straatnaam Bus niets te maken. De naam komt vooral in het zuiden van Nederland voor, onder andere in Nistelrode (Noord-Brabant). Soms staat er een lidwoord bij; zo vinden we bijvoorbeeld in Schijndel De Bus. Maar in een plaats als Bladel komen we Het Bosch tegen.
Bus is in oorsprong hetzelfde woord als Bos, en daarmee lijkt de betekenis overduidelijk: een met bomen of struiken begroeid terrein. Toch hoeft het niet altijd om dít soort begroeiing te gaan. De straatnamen Busch (Krommenie), Busch en Dam (Uitgeest) en Bus en Dam (Assendelft) slaan op een weiland dat met riet begroeid is, zo meldt G.J. Boekenoogen, Zaankanter en lexicograaf, in het standaardwerk De Zaansche volkstaal (1897). De drie genoemde ‘Bussen’ liggen in elkaars verlengde, dus het zal wel om een en dezelfde gaan. In Boekenoogens tijd was bus nog een alledaags woord, een soortnaam: ‘'t Is daar in de buurt allegaar bus’, luidt een voorbeeldzinnetje van Boekenoogen. Maar over het precieze karakter van de ‘bus’ in de Zaanstreek hebben ook andere ideeën gecirculeerd. De zeventiende-eeuwse historicus Hendrik Jacobs Soeteboom meende dat hier ooit een echt woud, met bomen, had gestaan. Maar taalkundigen zijn er inmiddels algemeen van overtuigd dat het Boekenoogen was die het bij het rechte eind had.
Bus en Dam (Assendelft)
Op een oppervlak van luttele vierkante kilometers vinden we hier, in het uiterste noorden van de Zaanstreek, een openluchtmuseumpje van de taalgeschiedenis. Want hier treffen we drie taalstadia op een kluitje aan: behalve de moderne vorm Bus is er ook de oudere spelling Busch, waaraan valt af te lezen dat het woord ooit werd uitgesproken met een g op het eind. Bovendien bestaat (in Assendelft) nog de straatnaam De Busken. Deze straat ligt in een nieuwbouwwijk, maar de naam herinnert eraan dat men in Assendelft - maar ook elders - vroeger ‘busk’ zei. De slot-k maakte plaats voor een g, die op den duur geheel wegsleet. In een Assendelfts document uit 1599 gaat het over ‘de busken van Jan vande Cayck’. Volgens Boekenoogen waren er rond de voorlaatste eeuwwisseling in dit gebied nog steeds mensen die de slot-k uitspraken. In het Fries heeft die oude, op een k eindigende vorm zich tot op heden weten te handhaven: bosk.
Zoals gezegd kunnen al die ‘Bussen’, ‘Busschen’, ‘Bosken’, enzovoort verschillende lidwoorden bij zich hebben. Men neemt aan dat bos in oorsprong een het-woord is geweest. Een oorkonde uit de tweede helft van de dertiende eeuw spreekt bijvoorbeeld over ‘dat bussce, daer die reyghers inne broeden’. Toch kwam bos in die eerste eeuwen veel vaker voor als de-woord. Niets wees er toen nog op dat de bos, als aanduiding voor een woud, ooit een antiquiteit zou worden, en naar het domein van de straatnamen verbannen zou worden.