| |
| |
| |
Een standbeeld voor Lambert ten Kate
Een achttiende-eeuwse taalkundige pionier opnieuw uitgegeven
Jan Noordegraaf (Vrije Universiteit Amsterdam) en Marijke van der Wal (Universiteit Leiden)
De Amsterdamse koopman Lambert ten Kate (1674-1731) was een taalkundige van internationaal niveau. Eerder dan de beroemde Jacob Grimm ontdekte hij de regelmaat in onregelmatige werkwoorden, en door zijn baanbrekende, controleerbare manier van etymologie bedrijven maakte hij korte metten met het speculatieve werk van zijn voorgangers. Binnenkort verschijnt er een heruitgave van zijn belangrijkste boek. Over een ‘eenvoudige rekenmeester’ die als taalkundige zijn tijd ver vooruit was.
In 1884 werd er in Duitsland een actie begonnen om een gedenkteken op te richten voor de gebroeders Grimm, de bekende Duitse taalkundigen en sprookjesverzamelaars. Ook in Nederland werd er voor dat doel geld ingezameld. Naar aanleiding daarvan riep de Hagenaar A.J. Servaas van Rooyen zijn landgenoten op om ook voor de Amsterdammer Lambert ten Kate (1674-1731) een standbeeld te plaatsen. Hij beschouwde deze ‘eenvoudige rekenmeester’ als een belangrijke taalkundige voorloper van de beroemde gebroeders Grimm. Van Rooyen is een roepende in de woestijn gebleven, want zo'n standbeeld is er nooit gekomen. Maar binnenkort krijgt Ten Kate, 270 jaar na zijn dood, toch een soort monument: een heruitgave van zijn omvangrijke, tweedelige boekwerk Aenleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduitsche sprake uit 1723.
| |
Internationaal niveau
De Aenleiding is een unieke achttiende-eeuwse bijdrage aan de studie van de historisch-vergelijkende taalwetenschap, zowel wat inhoud als wat methode betreft. Ten Kate was een pionier, een scherpzinnig auteur van werkelijk internationaal niveau. Niet alleen heeft hij als eerste allerlei taalkundige wetmatigheden ontdekt en een ‘regelmatige’, controleerbare manier van etymologiseren en taalkunde bedrijven in de praktijk gebracht, ook heeft hij interessante dingen gezegd over de spelling en over het Nederlands van zijn tijd.
Lambert ten Kate was een geleerde doopsgezinde koopman uit Amsterdam, wiens hart vooral uitging naar andere zaken dan de handel. Hij was gefortuneerd genoeg om onbekommerd actief te kunnen zijn op uiteenlopende terreinen van kunsten en wetenschappen. Als autodidact en kunstliefhebber verzamelde hij veel schilderijen, tekeningen en natuurvoorwerpen, en hij studeerde intensief, wat leidde tot allerlei publicaties, niet alleen over taalkunde, maar ook over natuurwetenschap en theologie. Zijn hele leven bleef hij ongehuwd. Hij overleed op 14 december 1731, 57 jaar oud, ten gevolge van ‘eene slepende ziekte’ en werd begraven in de Noorderkerk te Amsterdam.
| |
Gotisch
In het voorjaar van 1710 debuteerde Ten Kate als taalkundige met het boekje Gemeenschap tussen de Gottische spraeke en de Nederduytsche (‘de overeenkomst tussen de Gotische taal en de Nederlandse’), waarin hij de verwantschap aantoonde tussen het Gotisch (de oudst bewaarde Germaanse taal) en het Nederlands. Al meteen bleek dat hij een andere onderzoeker was dan zijn tijdgenoten.
Hij deed zijn onderzoek in een tijd dat het nog allerminst duidelijk was hoe de verwantschapsrelaties tussen de verschillende talen lagen. Sommige geleerden zagen het Gotisch aan voor de moeder van alle Germaanse talen, terwijl anderen zich vooral bezighielden met het zoeken naar de oorspronkelijke taal, waaruit alle andere voortgekomen zouden zijn. Vaak werd daarbij het Hebreeuws als kandidaat naar voren geschoven, maar de Brabantse arts en taalgeleerde Joannes Goropius Becanus (1518-1572) beweerde dat Adam en Eva in het paradijs Nederlands hadden gesproken. Hij bewees dat onder meer met zijn etymologie van de toen gangbare naam van het Nederlands, Duyts: Duyts is doutst (‘het oudst’). De manier waarop Becanus etymologie bedrijft, is kenmerkend voor de praktijk van vele andere taalonderzoekers uit die tijd. Om bijvoorbeeld het Duits, Latijn of Grieks uit het Hebreeuws af te leiden, vergeleek men losse woorden, waarna er net zo lang letters werden toegevoegd, weggelaten, omgezet en veranderd totdat er een verband tussen die woorden gelegd kon worden.
Ten Kate pakte zijn onderzoek heel anders aan: hij ging systematisch te werk en zocht naar regelmaat. Hij deed dit onder meer aan de hand van een lijst van overeenkomstige woorden (zoals aerde en het Gotische airtha, en binden en het Gotische bindan) en op basis van talloze voorbeelden van Gotische verbuigin- | |
| |
gen en vervoegingen. Zo onderbouwde hij de verwantschap tussen het Nederlands en het Gotisch met een grote rijkdom aan bewijsmateriaal.
| |
Klinkerwisselingen
Ten Kate ging als systeemzoeker niet over één nacht ijs. In de jaren 1710-1723 werkte hij de bevindingen uit zijn Gemeenschap verder uit. Dat resulteerde in de ontzagwekkende uitgave Aenleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduitsche sprake, twee delen, in totaal ongeveer 1500 pagina's. Het eerste deel is voornamelijk geschreven in de vorm van veertien dialogen tussen L. (Lambert ten Kate) en N. (zijn vriend Adriaen Verwer), waarin zij onder meer het belang van de taalkunde, de verspreiding van de talen in Europa, de Nederlandse spraakklanken, en de verbuigingen en vervoegingen van het Nederlands de revue laten passeren. Ook vindt men er een diepgravende verhandeling over het systeem van de zogeheten onregelmatige werkwoorden, niet alleen in het Nederlands, maar ook in het Gotisch, Oudhoogduits, Angelsaksisch (Oudengels), Nieuwhoogduits, het Fries en het IJslands.
Ten Kate ontdekte in al die talen bij die werkwoorden de regelmaat van klinkerwisselingen (zoals breken - brak - gebroken; nemen - nam - genomen) en kon daardoor duidelijk aantonen dat ze niet onregelmatig waren: een doorbraak binnen de taalkundige theorie. Er waren verschillende klinkerwisselingen mogelijk (vergelijk bijvoorbeeld: sluiten - sloot - gesloten) en op grond daarvan onderscheidde Ten Kate verschillende werkwoordsklassen. Pas in de negentiende eeuw zou Jacob Grimm opnieuw die klinkerwisselingen onder de aandacht brengen en het verschijnsel ‘Ablaut’ noemen.
Voor Ten Kate was ‘Regelmatigheid (...) de kroone eener Tale’. Hij beschouwde taal als een ‘Goddelijke gave’, en de rede als ‘Voestermoeder’ van de taal. Vandaar dat hij niet kon geloven dat de werkwoorden zo onregelmatig waren als zijn tijdgenoten dachten. Het was de taak van taalonderzoekers om die regelmaat en die logische samenhang aan het licht te brengen.
| |
Wie zoekt die vindt
Het tweede deel van de Aenleiding bevat een etymologisch woordenboek, opgezet op basis van het in het eerste deel verzamelde materiaal en volgens de beginselen die daar waren toegepast. Twee inleidende verhandelingen met een honderd bladzijden tellende uiteenzetting van de grondslagen van de wetenschappelijke etymologie worden gevolgd door twee lange, alfabetisch opgezette lijsten van Germaanse woorden die afgeleid waren van de wortels van sterke werkwoorden. Deze proeve van een etymologisch woordenboek bevat zo'n twintigduizend Nederlandse woorden en zo'n twintigduizend woorden uit andere talen.
Om een stevig fundament voor zijn etymologische activiteiten te leggen, formuleerde Ten Kate de beginselen van de ‘geregelde afleiding’ (systematische etymologie), beginselen waaraan men zich strikt diende te houden. Hij beloofde bij losse woorden niet willekeurig een letter te veranderen, te verplaatsen, toe te voegen of weg te laten (zoals voorgangers en tijdgenoten deden), maar dat alleen te doen op basis van een regel die op een reeks van gevallen betrekking had. Zo maakte hij korte metten met het speculatieve werk van veel van zijn voorgangers. De enige manier om tot een gezonde etymologische werkwijze te komen was, zo vond hij, om alles te vergeten wat eerder beweerd was op dit gebied van de taalkunde.
Lambert ten Kate (1674-1731): Amsterdams koopman, taalkundig pionier en scherpzinnig auteur.
Ten Kate stelde een empirische benadering voorop: de taalkundige moet de regels vinden, en ze niet zelf bedenken. Voor in de Aenleiding staat een afbeelding die fraai zijn uitgangspunten illustreert (zie de volgende bladzijde). Beneden in de linkerhoek is een lint te zien waarop staat: ‘qui quaerit invenit’ (‘wie zoekt die vindt’), en centraal op de voorgrond onderaan scheurt een zwaarlijvig engeltje een stuk papier doormidden met daarop de tekst ‘Daer is geen Regel zonder exceptie’ (‘Er is geen regel zonder uitzondering’). Ten Kate was er trots op dat hij allerlei zogenaamde uitzonderingen tot een regel had teruggebracht.
| |
Stijlniveaus
In de Aenleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduitsche sprake komt veel meer aan de orde dan werkwoordsystematiek en etymologie. Ten Kate nam ook behartenswaardige standpunten in ten opzichte van de standaardtaal, die in de achttiende eeuw verder vorm kreeg. Hij wilde daarin oude klankonderscheidingen opgenomen zien, zoals het onderscheid tussen ei en ij, die het prestigieuze Hollandse dialect van Amsterdam en omgeving niet meer kende, maar de omgeving van Rotterdam nog wel. Ten Kate had een goed oog (en oor) voor variatie in de eigentijdse taal; hij signaleerde niet alleen de vele regionale verschillen, maar ook maatschappelijk bepaalde verschillen. Zo maakte hij ook bepaalde stijlonderscheidingen: hij hanteerde een in de taalbeschouwing nieuwe indeling in drie stijlen: hoogdravend of verheven, deftig of statig, en gemeenzaam. De hoogdraven- | |
| |
de stijl heeft kenmerken van ouder taalgebruik; het is een stijl die door geleerden gehanteerd wordt. De deftige stijl komt iets dichter bij ‘de daeglijkse gewoonte’. De gemeenzame stijl voegt zich volledig naar die dagelijkse spreektrant, wat betekent dat er veel verkortingen in voorkomen. Onder dit laagste niveau bevindt zich nog ‘de platte spreek- en straettael’.
Ten Kate verbond taalkenmerken aan zijn verschillende stijlniveaus. Zo liet hij zien dat de naamvalsuitgangen afnemen naarmate de stijl lager wordt, bijvoorbeeld in de tweede naamval:
hoogdravende stijl: |
eener grooten of grooter vrouwe |
deftige stijl: |
van eene groote vrouwe of vrouw' |
gemeenzame stijl: |
van een' groote vrouw |
Meermalen komen we ook interessante informatie tegen over het taalgebruik in Ten Kates tijd. Zo blijkt dat je en we (i.p.v. gij en wij), die tot de gemeenzame stijl behoren, vormen zijn die gebruikt worden, ‘wanneer men tegen zijns-gelijke spreekt’, en dat je (i.p.v. gij) tot dan toe nog geen ingang in de geschreven taal heeft gevonden.
| |
Revolutionair spellingvoorstel
De spelling, een onderwerp waar zijn tijdgenoten zich nogal druk over maakten, komt in de Aenleiding eveneens aan bod. Achttiende-eeuwse grammatici besteedden zo veel aandacht aan ondergeschikte spellingdiscussies dat Ten Kate spelling (‘spelkonst’) typeerde als ‘spil-’ of ‘quelkonst’. Hij pleitte zelf voor twee soorten spelling: de ‘burgerlijke’ of ‘gemeene’ (‘algemene, gewone’), gebaseerd op de gewoonte, d.w.z. vooral op het gebruik van vooraanstaande schrijvers, tegenover de ‘natuerkundige en naeukeurige’ of ‘critique’ (‘kritische’) spelling, gebaseerd op het principe dat één klank correspondeert met één teken. Dit principe had een belangrijke rol kunnen spelen in de voortdurende discussie over overtollige tekens als de h in wegh. In de praktijk verwijzen grammatici in spellingkwesties herhaaldelijk naar Ten Kate en voeren zij hem als autoriteit op om hun eigen mening kracht bij te zetten. Maar zijn principes, die de basis hadden kunnen vormen voor de Nederlandse spelling, werden niet serieus in overweging genomen.
Frontispice van Ten Kates Aenleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduitsche sprake (1723).
Het staat vast dat Ten Kate in zijn taalkundige hoofdwerk belangrijke zaken aan de orde heeft gesteld. Had hij in 1723 zijn boek niet in het Nederlands geschreven, maar in het Latijn of Frans, dan had de Germaanse taalwetenschap wellicht toen al een cruciale stap voorwaarts kunnen doen. De aanstaande heruitgave van zijn Aenleiding is niet meer dan een daad van eenvoudige rechtvaardigheid.
De heruitgave van Aenleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduitsche sprake uit 1723 (twee delen) verschijnt half december bij Canaletto/Repro Holland, Postbus 107, 2400 AC Alphen aan den Rijn. Er kan op ingetekend worden voor de prijs van f 250,/€115,-. ISBN 90 6469 766 3.
|
|