voor baby's en peuters. Wie verzeild raakt in een samenscholing van jonge ouders, zal heel wat woorden horen die slechts zeer spaarzaam in de krant voorkomen, zoals apgarscore, ewingtest, groentehapje, startkoekjes, opvolgmelk, babyblues (enigszins droevige, gedesillusioneerde stemming die sommige kraamvrouwen hebben), peuterpuberteit en poepbroek. In tijdschriften en op internetsites over babyzorg en opvoeding blijken zulke woorden heel courant te zijn, maar zulke gespecialiseerde media behoren niet tot het standaardbronnenmateriaal van het woordenboek. Daarom halen zulke woorden het woordenboek niet of slechts bij uitzondering (wél bijvoorbeeld groentehapje). Dat kan veranderen als een redacteur of informant zelf kinderen krijgt en op grond van die persoonlijke omstandigheid de woorden die hij of zij om zich heen hoort, gaat volgen in tekstcorpora en in de eigen talige omgeving. Hoewel een te grote invloed van dergelijke persoonlijke interesses en omstandigheden zo veel mogelijk gereduceerd wordt, zal het laatste spoortje subjectiviteit in de trefwoordkeuze pas helemaal kunnen verdwijnen als er een ideaal corpus van geschreven en gesproken taal zou bestaan. Maar hoewel er wel wordt gestreefd naar de realisatie van dat ideale corpus, zal het - het is immers een ideaal - er gelukkig nooit komen, en dat garandeert dat elk woordenboek zijn eigen persoonlijke noot kan behouden.
Illustratie: Jaap Vegter