Ruwe, onverhullende termen
De oppositie spreekt dus de taal van de onmacht. Dat lijkt volstrekt in tegenspraak met de rondborstige taal die door dictators gesproken wordt. Iemand als Hitler wond er geen doekjes om. ‘Du bist nichts, dein Volk ist alles’ - hier wordt weinig moeite gedaan om de macht te camoufleren. Als het waar is dat de taal van de macht verhullend is, zouden we bij dictators dus een maximum aan vaagheid moeten verwachten. Dictators vormen dus een uitzondering op de regel. Bij nader inzien is dat ook wel begrijpelijk: een dictator hoeft zijn macht niet te ‘verkopen’ aan coalitiegenoten. In een dictatuur bestáát geen coalitie.
Kortom: in een democratie moet politieke macht met fluweel omkleed worden. Politici hanteren dus dikwijls vaagheid als instrument. Vooral die politici die aan de macht zijn: het kabinet en de regeringspartijen. Die vaagheid - die er tot op zekere hoogte altijd al geweest is - is de laatste decennia sterk toegenomen, als gevolg van de democratisering. Vaagheid is een glijmiddel om beslissingen geaccepteerd te krijgen. We zullen met dit verschijnsel moeten leren leven.
Maar het is niet zo dat de héle samenleving de laatste decennia vager is gaan praten en schrijven. Zeker, ook tussen burgers onderling bestaan er machtsverschillen, zoals tussen een directeur en zijn personeel. En voorzover de leidinggevende persoon of instantie onprettige beslissingen moet meedelen, zal hij of zij geneigd zijn de ‘taal van de macht’ te spreken. Maar er zijn geen aanwijzingen dat het alledaagse taalverkeer in zijn algemeenheid vager geworden is, integendeel. De neerlandicus M.C. van den Toorn schrijft in de Geschiedenis van de Nederlandse taal (1997) dat de Nederlander tegenwoordig met opzet vaker ruwe, onverhullende termen gebruikt: ‘Vooral op het gebied van de sexualia is men eraan gewend geraakt de dingen bij de naam te noemen. Nu verkeerde het Nederlands in de moeilijke positie dat men voor de meeste begrippen op dit gebied drie lastige alternatieven had: men kon kiezen voor een medische, aan het Latijn ontleende term (vagina, penis), voor een verouderd boekenwoord (schede, roede) of voor een onbeschaafd geachte term (kut of lul). Veel taalgebruikers hebben voor het derde alternatief gekozen (...)’. Men presenteert zich als flink en eerlijk door de dingen bij hun naam te noemen.
Goed nieuws. Het eiland van vaagheid is geen continent geworden.
Een overzicht van literatuur over dit onderwerp is te vinden op www.onzetaal.nl/2001/10/reinsma.html.