denboek, namelijk ‘kont van de bommel’, waarbij bommel moet worden opgevat als een van de talloze volksnamen voor ‘drommel’ of ‘duivel’. Bommelskont is dus ‘duivelsgat’ of ‘duivelsaars’. Het gaat, met andere woorden, om ‘de ingang der onderwereld, later in 't algemeen: eene plaats waar 't niet pluis is, en waarheen men iemand verwenscht’.
Latere onderzoekingen - vooral door WNT-redacteur J.W. Muller - hebben deze theorie bevestigd: Bommelskont = ‘duivelsaars’ = ‘ingang van de onderwereld’. Die ligt volgens sommigen drie uur bóven de hel, volgens anderen zeven uur (of kilometer) áchter de hel. Zeker is dat Bommelskont nog steeds volop wordt gebruikt. Een leven van ruim driehonderd jaar is voor een fictieve plaatsnaam een hele prestatie.
Ook de volgende fictieve plaatsnamen spelen een rol in dooddoeners: Affekaffe, Boskehoe, Boskontelawaaiberguut, Boxtehoeze, Futsifinne, Haviogum, Koetjeboe, Likfotse, Mukkelebummelen, Nederveen, Noeneuzen, Oetjepoe, Pielkwierum, Pruttentuin, Scheetjeboe en Schuitjesveen. Kent u nog andere? Zo ja, schrijf dit dan aan de redactie van Onze Taal of aan sanders@nrc.nl. Vermeld s.v.p. waar, wanneer en onder welke omstandigheden u de naam hebt leren kennen.