Geschiedenis op straat
Nes
Riemer Reinsma
Een van de bekendste ‘Nessen’ is die in Amsterdam. Het is een smalle straat, op geringe afstand van en evenwijdig aan het Rokin. Volgens J.A. Wiersma (De naam van onze straat, 1987) duidt de naam aan ‘dat hier vroeger moerassig land was’. Het was een stuk terrein aan de oever van de Amstel. Aan het zompige verleden van deze Nes herinnert ook Brakke Grond, de naam van het theater aan de Nes.
Maar een nes kon ook een stuk buitendijks land zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Nes in Woerden, die buiten de Rijndijk lag, zoals we kunnen lezen in het boek De straatnamen van Woerden van W.R.C. Alkemade en L.Cl.M. Peters (1996).
En dan kon het ook nog een landtong zijn. Dat was het geval bij de Nes in Vijfhuizen. In de Historie van de straatnamen in de Haarlemmermeer (1982) schrijft A.K. van Rijn dat het hier gaat om een landtong in het oude Haarlemmermeer.
In 1342 lag de Amsterdamse Nes (‘De Nesse’, linksboven) deels nog in onbebouwd gebied. De kaart dateert waarschijnlijk uit het derde kwart van de zeventiende eeuw.
Foto: Gemeentearchief Amsterdam
Wat is nu de oudste betekenis? Omdat de meeste nessen zompige stukken land waren, nam men lange tijd aan dat nes hetzelfde woord was als het - al heel lang verouderde - bijvoeglijk naamwoord nesch, dat ‘vochtig’ kon betekenen. Het woord zou dan verwant zijn met nat. Zo beweerde de Amsterdamse boekhandelaar Arend Fokke Simonsz in 1808: ‘De Nes (was) (...) een moeras (...), gelijk uit derzelver naam, die van nas of nat afkomstig schijnt te zijn, blijkt.’ Toch wordt tegenwoordig algemeen aangenomen dat de grondbetekenis die van ‘landtong’ was. Nes is een ‘ablautvorm’ van neus. Met andere woorden: de twee woordvormen zijn waarschijnlijk een overblijfsel van twee oude naamvallen van hetzelfde woord. Een nes was dus een neusvormig stuk land, oftewel een landtong. Grappig trouwens dat we nooit van een landnéús plegen te spreken maar alleen van een landtóng. En dat terwijl we in aardrijkskundige namen nu juist vooral die neus tegenkomen. Niet alleen in Nes, maar ook in de plaatsnaam Terneuzen. Het woord tong komt maar heel sporadisch in namen voor. Misschien in de plaatsnamen Oude Tonge en Nieuwe Tonge - maar het is niet zeker dat hier van een landtong sprake was.
Het is niet zo vreemd dat nes zo veel betekenissen kon hebben. In het laaggelegen westen van Nederland kon een landtong uiteraard nogal moerassig zijn, of buiten een rivier- of zeedijk liggen.
Een speciale dialectvorm van Nes, met een i-klank, is te vinden in Zeeland. Zo heeft Kruiningen een Nisseweg en een Nishoek. Het gaat hier om landtongen. De vorm met een i-klank valt ook te signaleren in Zeeuwse en Zuid-Hollandse plaatsnamen, zoals Scherpenisse en Spijkenisse.
Het woord nes is allang uit het alledaagse spraakgebruik verdwenen. Misschien was de schrijver Joachim Oudaan de laatste die het woord als soortnaam - dus niet als eigennaam - gebruikt heeft. Dat was in 1661, in een Nederlandse vertaling van een Latijnse tekst. Een nes is bij Oudaan hetzelfde als een ‘broekland’, een moeras:
Zoo queekt [brengt voort] den Ojevaar zijn kiekens met echdissen [hagedissen]
En kikkers, welk hij uit het broekland weet te vissen;
Tot dat den jongen toom [troep vogels] het vliegen machtig es,
Die stikkelt [grijpt bliksemsnel] insgelijx die diertjes uit de nes.
Opmerkelijk is ten slotte de exotisch gespelde straatnaam De Ness in Linschoten. Engelse invloed? Dat lijkt hoogst onwaarschijnlijk. De dubbele s zal eerder een overblijfsel zijn uit de Middeleeuwen, toen het Nederlands nog naamvallen had. De eerste naamval was toen nesse. In de tiende eeuw lag er in Utrecht een plaatsje met die naam.