Muisoog
De krant, en zeker een regionale als die van ons, werkt veel met plaatselijke correspondenten. Verrassend aardig schrijvende onderwijzers, volijverige postbodes, enthousiaste huisvrouwen - de adjectieven zijn vrij inwisselbaar, maar we hebben ze allemaal in ons correspondentenbestand. Geen echte journalisten, geen schrijvers om den brode, en het gaat taalkundig nogal eens mis. Geeft niks, daar hebben we onze eindredactie voor. Die ziet echter onder steeds grotere tijdsdruk haar pagina's over het beeldscherm sjezen en kijkt zich een muisoog aan de stroom kopij. De elektronica draagt, zeker in combinatie met de van hogerhand opgelegde haast, helaas ook haar steentje bij aan het toenemende aantal fouten. De niet erg logische spellingherziening zet de oude garde nogal eens op het verkeerde been. Oude zekerheden zijn weggevallen. De automatische piloot vaart niet meer vanzelfsprekend de goede koers. Bovendien is het Groene Boekje niet altijd een onfeilbare richtingwijzer. Vraag maar aan de Brabantse gilden, die zelf bijna allemaal zeker weten dat ze de Brabantse gildes zijn en daarom liever gildefeesten houden dan gildenfeesten.
Dan heb ik het nog niet eens over het geslacht van de zelfstandige naamwoorden. De ‘verharing’ slaat toe. ‘Het kabinet heeft in haar wijsheid dit en dit besloten’ - waar is ‘zijn’ wijsheid gebleven? ‘Het comité organiseert zondag haar jaarlijkse vlooienmarkt’ - twee fouten: er komt zeker niet alleen een taalkundige ‘haar’ in de soep als die organisatie inderdaad pas op de dag zelf van start gaat. Dat mag dan als muggenzifterij afgedaan worden, het neemt niet weg dat het geslacht van veel woorden er niet meer toe doet. Veel woorden die vroeger nadrukkelijk een ‘(m)’ of een ‘(v)’ vergden in het woordenboek, moeten het nu zonder die toevoeging doen. Dat mag tweeslachtig, halfslachtig of geslachtsloos heten. Al ben ik het er heus wel mee eens dat de geschreven taal een spiegel is van de gesproken taal. Jantje is tegenwoordig meestal groter als Pietje. Het zij zo. Als iedereen dat op die manier vaststelt, moet Pietje niet roomser zijn dan de paus - pardon, als de paus.
Illustratie: Frank Dam
Maar misschien hebben ‘wij’ zuiderlingen ook wel een streepje voor bij het herkennen van de geslachten van woorden. Zeker degenen die opgegroeid zijn met dialect. Wij hebben nog geleerd automatisch ‘den boer’ en ‘de boerin’ te zeggen. Waarom zouden dan analoog daaraan den buil (in de betekenis van ‘zakje’) en de bui niet respectievelijk mannelijk en vrouwelijk zijn? Minstens bij voorkeur? Dat hoeven ‘wij’ zuiderlingen echt niet in het woordenboek op te zoeken.