Uit de jaargangen
MOMENTEEL - Geen dag gaat voorbij, of ik lees in een krant, een verslag of een brief het woord ‘momenteel’.
Het is vermoedelijk geen barbarisme, want noch het Duitsch, noch het Fransch, noch het Engelsch kent een woord, dat aanleiding kan hebben gegeven tot de vorming van het ‘Nederlandsche’ misbaksel: momenteel!
De Duitscher zegt ‘momentan’ *), de Franschman ‘momentané’, maar daarmee bedoelen zij: kortstondig, iets, dat maar een oogenblik duurt. Het Engelsch heeft ‘momentally’, een adverbium, dat ‘voor een oogenblik’ beteekent en dus niet ‘op het oogenblik’.
En met ‘momenteel’ bedoelt men: nu, thans, op dit oogenblik, tegenwoordig, onder de tegenwoordige omstandigheden; soms ook: voorloopig, voorshands.
Kunt U, geachte redactie, begrijpen, waarom men in plaats van een van deze zeven, goed-Nederlandsche, woorden (en er zullen er nog wel meer zijn) zijn toevlucht neemt tot het afgrijselijke ‘momenteel’?
Het woord is helaas in de mode gekomen. Het is een cliché van deze dagen, zooals voor eenige jaren het cliché ‘naar voren brengen’ (waartegen geen taalkundig bezwaar bestaat) en sedert kort het cliché ‘de volle 100 procent’ in onze spreek- en schrijftaal zijn ingevoerd. Men bedenke toch dat de invoering van zulke ‘nieuwe’ termen de taal verarmt, door vervlakking, in stede van die te verrijken.
V.R.
Onze Taal, oktober 1937