Uit de jaargangen
Zoo zegt ook niemand: ‘Ik heb hen’ (mann. meerv.) of ‘haar’ (vr. meerv.) gezien. Een enkele maal wel eens: ‘Ik heb hun gezien’ maar dat is even foutief als het meer en meer gebruikelijke: ‘Ik heb ze gezien’. Maar niemand zegt zooals het, taalkundig, behoort: ‘hen’ of ‘haar’. De moeilijkheid om in dergelijke gevallen den schoolsch-juisten vorm te blijven bezigen, is onlangs aardig betoogd in ‘Het Vaderland’ door den ‘Krammer’ (de heer J. Walch, doctor in de Nederlandsche taal en letterkunde). ‘Ik werd opengedaan’ hoort men meestal zeggen, zoo merkte hij op. Dat is natuurlijk mis (het doet denken aan een rund dat door den slager wordt behandeld); men moet zeggen: ‘Mij werd open gedaan’. Maar hoe staat het dan - zoo ging hij voort - met de uitdrukking: ‘Zij werden allen in de pan gehakt’....? Daarin beteekent ‘pan’ volstrekt niet ‘braadpan’ maar ‘schedelpan’ en men zou dus moeten zeggen: ‘Hun werd allen in de pan gehakt’. En toch zegt of schrijft geen sterveling dat meer.
Dit laatste inderdaad zeer treffende geval stellen wij ten voorbeeld van taalverandering dóór taalf outen. Want men moge er over denken zooals men wil: Dat een taal blijft leven is ten deele een gevolg van de zonden die er jegens haar worden begaan. Door ons allen, 't zij min, 't zij meer. Dat mag er ons volstrekt niet toe leiden om er nu maar op los te zondigen maar wel om te bedenken dat wij allen, onwillekeurig, meedoen aan zonden zooals er te allen tijde zijn begaan.
Onze Taal, april 1935