Woordenboek van de poëzie
Straatstenen
Guus Middag
In het gedicht ‘Waar ik ga’ van Jean Pierre Rawie zit een man in het holst van de nacht in zijn eentje thuis. Hij is niet gelukkig, dat is wel duidelijk. En dat zijn ongeluk met een vrouw te maken heeft ook. Hij dreigt in zichzelf te gaan praten en tot vervelens toe (‘ad nauseam’) te herhalen wat hij de hele nacht al in stilte aan het herhalen is: dat het uit is en dat hij niet snapt hoe dat zo gekomen is. Het fijne komen we er niet van te weten, maar aan de dichter heeft het in ieder geval niet gelegen. Hij heeft zijn best voor haar gedaan, maar het was allemaal vergeefs, tegen beter weten en zijns ondanks. Zijn getob heeft zich in de loop van de nacht opgekropt tot woede, waarvoor hij nu een uitweg gaat zoeken. Hij gaat, zoals een ander zijn hond, zijn gram uitlaten: hij laat hem ‘de vrije loop in uitgestorven straten.’
Dat die straten uitgestorven zijn, wisten we eigenlijk al, sinds regel 2 (‘in de lege nacht’). Het gedicht bevat wel meer zinnen ‘die strikt genomen overbodig zijn. ‘Het wordt al langzaam licht’: dat verbaast ons ook niet echt. ‘De eerste vogels zijn alweer te horen’: dat is meestal zo als het langzaam licht wordt. De zinloze herhalingen vormen een mooie illustratie van wat de dichter drijft: hij is in de vroege ochtend helemaal niet uit op iets nieuws, hij probeert alleen maar zich van iets te ontdoen. Zie ook de machteloze herhaling, tot vier keer toe, van de mededeling dat hij naar buiten gaat (regel 7), de vrije loop verkiest (r. 8), gaat (r. 9), gaat (r. 11) en zijn schreden richt (r. 11): uitdrukking van de driftige poging om driftig voortstappend zijn drift kwijt te raken.
Maar hoe meer hij voortstapt, hoe meer hij zich achtervolgd weet. Het is een tegenstrijdige toestand die overeenkomt met het tegenstrijdige inzicht dat hem nu al de hele nacht (twaalf regels lang) kwelt, maar waarvoor hij pas bij het ochtendgloren (in de slotregels) de juiste formulering vindt: ‘ik heb je onherroepelijk verloren, / en raak je aan de straatstenen niet kwijt.’
Een versleten uitdrukking wordt hier van zijn sleetse plekken ontdaan. Rawie herstelt de oorspronkelijke betekenis: het gaat hier letterlijk om straatstenen. En hij voegt er meteen een nieuwe gebruiksmogelijkheid aan toe. In de praktijk wordt de uitdrukking uitsluitend gebruikt voor koopwaar. ‘Een product aan de straatstenen niet kwijt kunnen’ betekent volgens Van Dale: ‘het met de beste wil niet kunnen verkopen, er in 't geheel geen kopers voor vinden’. Hier wordt niet een product, maar een vrouw in de aanbieding gedaan. Zo wordt zij door de beledigde dichter dubbel gedegradeerd: eerst tot