| |
| |
| |
[Nummer 9]
| |
| |
| |
Een nieuw medium, andere taal
Taalgebruik op Internet
Herbert Blankesteijn - wetenschapsjournalist, Houten
Via het internationale computernetwerk Internet kunnen mensen op nieuwe manieren met elkaar communiceren. Welke gevolgen heeft dat voor het taalgebruik? Gaat het snel geschreven e-mailtje de mooie, zorgvuldige, lange brief verdringen? En waarom zou je nog je best doen om nauwkeurig te formuleren als je het ook met beeld en geluid kunt zeggen? Of zou Internet juist zorgen voor een opzienbarende versnelling van de taalevolutie?
Leidt een nieuw medium tot vernieuwing van de taal? Vaak wel. De uitvinding van de boekdrukkunst heeft het vastleggen van grammatica- en spellingregels gestimuleerd. Dat lijkt het tegendeel van vernieuwing, maar het was wel een revolutie. De omroep heeft het Nederlands verrijkt met gevleugelde woorden als ‘licht uit, spot aan’, ‘morgen gezond weer op’, ‘hallo boppers’ en dergelijke, en heeft trouwens ook nogal wat Engels onze taal binnengebracht. Het nieuwste medium is Internet, het internationale computernetwerk. Internet laat mensen op nieuwe manieren met elkaar communiceren. De gevolgen voor het taalgebruik zijn deels al te zien en deels te voorspellen. Veel gevolgen zullen tot het Net zelf beperkt blijven, maar enkele zullen de communicatie in het dagelijks leven beïnvloeden.
| |
● Meer kattebellen
Je kunt het zo gek niet verzinnen of je kunt het met een computer maken, opslaan en bewerken. Tekst, afbeeldingen, geluid, bewegend beeld en natuurlijk de programma's voor de computer zelf. Al die dingen zijn tot getallen te herleiden en kunnen door een computer als bestanden in het geheugen worden bewaard. Twee computers die met de juiste draad op de juiste wijze met elkaar verbonden zijn, kunnen zulke bestanden uitwisselen. De computer die een bestand verzendt, raakt dit bestand niet kwijt; hij verstuurt een kopie, die overigens niet te onderscheiden is van het ‘origineel’ in zijn geheugen. De laatste jaren worden computers en masse met elkaar verbonden en ontstaan er netwerken. Internet is het overkoepelende netwerk, waar intussen tientallen miljoenen gebruikers op aangesloten zijn.
De makkelijkste en handigste toepassing van Internet, die ik iedereen aanraad te gebruiken, is elektronische post (of e-mail). Met e-mail kun je een tekstbestand verzenden aan iedereen die over een elektronisch adres beschikt; elke Internet-gebruiker krijgt automatisch een eigen adres. Andersoortige bestanden kunnen aan zo'n bericht worden gekoppeld, zodat bijvoorbeeld een gedigitaliseerde foto kan ‘meereizen’ met een brief. E-mail is snel en goedkoop.
De voornaamste voordelen zijn dat de ontvanger niet aanwezig hoeft te zijn op het moment dat de verzender zijn boodschap verstuurt, en dat hij met een druk op de knop een reactie kan terugzenden.
Dankzij e-mail schrijven mensen elkaar weer. Waarom? Het is makkelijk. Geen gehannes met enveloppen en postzegels. Adressering en ondertekening gebeuren automatisch. En de gang naar de brievenbus is niet meer nodig. Het is een ideale manier om drukbezette of afwezige mensen te pakken te krijgen, of om dagelijks contact te hebben met geëmigreerde dierbaren. Aan de andere kant wordt er weinig aandacht besteed aan de kwaliteit van elektronische correspondentie. Een mailtje wordt meestal snel geschreven, is kort, slordig geformuleerd, en bevat zelfbed. afk. en fouten die de afzender niet de moeite van het corrigeren waard vond. Aanhef en hoogachting zijn niet meer vanzelfsprekend (bij het derde mailtje van de dag aan dezelfde persoon zou dat zelfs vreemd worden gevonden) en het antwoord op een vraag kan bestaan uit de vraag zelf, automatisch geciteerd uit de oorspronkelijke brief, gevolgd door een bondig ‘ja’ of ‘nee’. Het is uiteraard mogelijk
| |
| |
beleefd en formeel te zijn in elektronische post, maar de vormen van correspondentie waarbij dat echt noodzakelijk is (zoals sollicitaties, aanmaningen, contracten, en brieven aan de fiscus) moeten juist op papier - in verband met de vereiste bewijskracht. Internet heeft een informele cultuur die stamt uit de tijd dat het Net bijna uitsluitend door op computers georiënteerde wetenschappers werd gebruikt. Deze cultuur verwatert naarmate meer mensen Internet gebruiken, maar blijft merkbaar aanwezig.
| |
● Smileys
De snelheid en het gebruiksgemak van e-mail zullen het karakter van correspondentie in de volgende eeuw bepalen. Daarmee is niet gezegd dat de mooie, zorgvuldige, lange brief buiten de wet gesteld wordt, maar wel dat de meeste mensen liever iemand tien korte e-mails in een maand zullen sturen dan één lange, en dat zakelijke mededelingen belangrijker zullen zijn dan het literair gehalte.
Andere eigenaardigheden van elektronische post zijn ontleend aan het jargon van de fervente Internetgebruikers. Zo kan iemand refereren aan zijn bezigheden IRL (In Real Life), niet te verwarren met zijn activiteiten op Internet. Of men kan met symbolen uitdrukking geven aan emoties.:-) is bijvoorbeeld ‘blijdschap’: een op z'n kant geplaatst lachend gezicht.;-) knipoogt en betekent: ‘grapje’. Deze leestekensmoeltjes heten smileys, of emoticons. Ook zijn er op het Net veel Engelse leenwoorden in omloop. In de eerste plaats is elektronische briefwisseling vaak internationaal en dus in het Engels, in de tweede plaats gaat het vaak over de computer, met alle vaktermen van dien. Als u denkt dat dit u niet raakt, pas dan op: ook u zult op een dag mailen, of zelfs melen. Zo niet, dan zult u er in elk geval over praten. Smileys zult u misschien niet zelf gebruiken, maar u zult ze wel begrijpen, en nu u dit gelezen hebt, zult u in ieder geval het begrip kennen.
Je kunt via Internet informatie vinden. Je kunt je abonneren op gratis nieuwsbrieven, er zijn tijdschriften on line, elektronische discussiegroepen, zoekmachines en wat niet al. Er is onnoemelijk veel; dat is de kracht en de zwakte. Als je iets zoekt, kun je het soms niet of maar moeilijk vinden. Als je iets vindt, heb je kans dat het hopeloos véél is. Geroutineerde Internet-gebruikers ontwikkelen een soort snelleestechniek, waarmee je voornamelijk bepaalt of iets de moeite waard is, om het vervolgens niet te lezen maar op te slaan. Lezen kan altijd nog. De vluchtigheid van elek-
•
Taal is niet langer eendimensionaal zoals bij spraak, niet meer tweedimensionaal als op een vel papier, maar drie- en meerdimensionaal.
•
tronische informatie is zo nog groter dan die van de televisie. Hoewel er natuurlijk altijd mensen zullen zijn die niet alleen selecteren maar ook lézen.
| |
● Hypertext
Het World Wide Web (WWW) is een gebruiksmogelijkheid van Internet die communicatie per computer plezierig en nuttig heeft gemaakt voor de gewone man - hoeveel er op dat gebied ook te wensen overblijft. Wanneer je de apparatuur en de benodigde programma's aan de praat hebt gekregen (daar zit voor de meeste mensen de drempel), kun je met muishandelingen van de ene computer naar de andere surfen. Ingewikkelde tekstcommando's zijn niet meer nodig. Daarnaast is het WWW multimediaal, dat wil zeggen dat tekstuele informatie op een scherm opgeluisterd kan worden met plaatjes, maar ook met geluiden en bewegende beelden. Beeld en geluid kunnen desgewenst ook de hoofdmoot zijn.
Het WWW kent het verschijnsel hypertext. Wat is dat? Stel u een tekst voor met daarin een aantal moeilijke woorden die toelichting behoeven. Je kunt nu zo'n moeilijk woord in een afwijkende kleur op het scherm laten verschijnen, als teken dat er een elektronische voetnoot aan is gekoppeld. Op zo'n woord wijzen met de muis en dan klikken brengt de voetnoot op het scherm. Die voetnoot hoeft niet in dezelfde computer te zitten als het oorspronkelijke stuk, maar kan bijvoorbeeld onmiddellijk uit een computer op een ander continent worden opgeroepen.
Hypertext is nú al van invloed op de manier waarop taal wordt gebruikt in elektronische publicaties. Taal is niet langer eendimensionaal zoals bij spraak, niet meer tweedimensionaal als op een vel papier, maar drie- en meerdimensionaal. Daar kun je gebruik van maken in journalistiek (verwijzen naar bronnen, de gegevens van de bron er als het ware bij leveren), in het onderwijs (een onderwerp op verschillende niveaus tegelijk uitleggen) en in de literatuur (bijvoorbeeld een roman waarin de lezer kan kiezen wie van de hoofdpersonen hij volgt).
| |
● Taal een stap terug
Doordat in multimedia beeld en geluid hun intrede doen, vermindert de invloed van het gesproken of geschreven woord. Een muziekrecensent kan voortaan citeren uit het werk dat hij bespreekt, net als zijn collega die literatuur doet dat al eeuwen kan. Dat is enerzijds jammer, want hij hoeft niet langer creatief en gloedvol te zijn in het met woorden beschrijven van muziek. Anderzijds profiteert de ‘lezer’, want die weet veel preciezer wat zijn zegsman bedoelt, en kan zelf beoordelen of hij het ermee eens is of niet. Zo kan een reisverhaal of -brochure video-opnamen van relevante locaties bevatten, een natuurgids beelden en geluiden uit de natuur, enzovoort. Veel communicatie kan, met andere woorden, plaatsvinden zonder dat er taal bij wordt gebruikt. Multimediaprogramma's hebben op televisie-uitzendingen voor dat er informatie in tekst beschikbaar is, zodat de ‘kijker’ iets kan naslaan, wat bij tv gewoonlijk niet kan.
De verleiding is groot om te voorspellen dat er minder aandacht zal
| |
| |
zijn voor zorgvuldig taalgebruik. Kijk maar naar de televisie. Daar krijgen mensen die er vlot uitzien de voorkeur boven mensen die zich goed uitdrukken. Toch wil ik het niet zo zwart zien. Je hebt goede en slechte boeken, goede en slechte tijdschriften, goede en slechte radio- en televisieprogramma's. Er zullen ook goede en slechte vormen van multimedia zijn; dat is zelfs al het geval. Internet is wel eens gediskwalificeerd als een pornomedium. Er is inderdaad veel porno in omloop op Internet, maar als dat een bezwaar is, dan kun je na een kort bezoek aan de kiosk de drukpers ook wel bij het groot vuil zetten.
Een homepage op Internet
| |
● Iedereen uitgever
Belangrijker vind ik het dat de rol van redacties en uitgevers zal verminderen. Iedereen met een Internetaansluiting kan op eigen houtje zijn werk publiceren op Internet, dat wil zeggen, het voor iedere andere Internet-gebruiker toegankelijk maken. Dat kan via nieuwsgroepen, een kruising tussen elektronische post en het ouderwetse prikbord, en het kan ook op het World Wide Web. Dat is geen voorspelling, het gebeurt al op grote schaal. Zo heb ik zelf een aantal artikelen die geen enkel blad wilde hebben op Internet gepubliceerd, waar ze aantoonbaar gelezen worden. Mensen bieden hun zelfgeschreven (en door twintig uitgevers geweigerde) boeken aan, gratis of voor geld, flansen hun eigen krantje in elkaar of publiceren hun wekelijkse column.
Dat is hoofdzakelijk prima. Het is goede bezigheidstherapie. Het kweekt mondige burgers. Het maakt dit nieuwe medium extra aantrekkelijk - wilden we geen computergeletterde bevolking? Het leert mensen meer te doen dan alleen maar consumeren en het leert ze, potverdorie-nog-aantoe, hun taal te gebruiken. Daar staat tegenover dat er geen kwaliteitscontrole meer is. Geen redacteur weigert meer een stuk of boek, of treedt althans corrigerend op. En als u weet dat Internet-gebruikers niet alleen diagonaal lezen maar ook diagonaal schrijven, dan begrijpt u hoe laat het is. Daarbij is Engels vaak de voertaal, ook voor de Nederlanders op het netwerk. Als Nederlander kun je je nu ook al ergeren aan onoordeelkundig gebruik van de Engelse taal. Er is veel rotzooi op Internet. Gelukkig kan iedereen kiezen of hij rotzooi tot zich wil nemen. Voor degenen die iets anders wensen, zijn er publicaties op Internet waar wel redacties aan te pas zijn gekomen: nieuwsgroepen met een ‘moderator’, elektronische versies van kranten en tijdschriften, en speciale ‘e-zines’, waar geen papieren versie van bestaat. Maar dat neemt niet weg dat de redacties hun monopolie kwijt zijn.
| |
● Taalevolutie
Een bijzonder interessante mogelijkheid is dat de evolutie van de taal wordt versneld. De boekdrukkunst heeft de mogelijkheid geschapen de taal vast te spijkeren. Vrijwel alles wat in druk wordt gepubliceerd, is door een redactie in overeenstem- | |
| |
ming gebracht met de voorschriften van de laatste spellingcommissie. De gesproken taal is wat vrijer, maar kan zich natuurlijk niet op eigen houtje ontwikkelen. De taal evolueert daardoor nog maar heel langzaam en op een weinig spontane manier. De omroep heeft hier al voorzichtig verandering in gebracht. De Gooise r, de ij die klinkt als ai, ‘hun lopen’ en ‘beter als’ zijn bezig aan een zegetocht door de Nederlanden, voortgestuwd door Kinderen voor Kinderen en de alumni van de School voor de Journalistiek.
Als iedereen kan publiceren zonder controle op ‘correct’ taalgebruik, gaan de remmen weer helemaal los. Wat zal er gebeuren? Zal iedereen zijn eigen taaltje gaan spreken of zullen de intensieve elektronische contacten over grote afstanden dat verhinderen? Zal het feitelijke taalgebruik zich conformeren aan de voorschriften van de commissies of andersom? Zullen er nieuwe dialecten ontstaan, niet in geografische gebieden maar onder verspreid wonende geestverwanten met contacten via nieuwsgroepen en e-mail? Het wordt een groots experiment, en iedereen met de juiste spulletjes en de juiste belangstelling kan het volgen.
|
|