De Visser kritiek uitte op de besluitvorming binnen de partij over deelname aan de Golfoorlog. De fractieleiding stelde hem in een brief vervolgens de vraag ‘Hoe denk jij nu nog verder te kunnen functioneren in de PvdA-fractie?’
In een hoofdredactioneel commentaar in de Volkskrant werd deze vraag retorisch opgevat, met als bedoelde betekenis: ‘Wegwezen alstublieft!’ Ook De Visser zelf vatte hem zo op. De toenmalige fractievoorzitter Wöltgens zei echter in een interview dat hij ‘best bereid was’ om met De Visser over deze vraag te praten, daarmee suggererend dat de vraag vooral informatief bedoeld was.
Het ligt echter voor de hand De Visser gelijk te geven. De vraag is zo algemeen gesteld dat de intentie om een concreet probleem op te lossen er niet in doorklinkt. De formulering ‘Hoe denk jij...’ wordt bovendien vaak gebruikt om aan te geven dat iets onmogelijk is (‘Ik wil niet moeilijk doen, maar hoe denk je dat eigenlijk te bekostigen?’). De aanwezigheid van signaalwoorden als nu en nog versterkt de indruk dat de vraag retorisch bedoeld is.
Als het inderdaad de bedoeling was om De Visser de laan uit te sturen, dan heeft de fractieleiding dat dus gedaan op een manier die het mogelijk maakt de verantwoordelijkheid voor deze onaangename handeling te ontduiken. Overigens is het vaak ook in het belang van de ‘ontvanger’ dat er gesuggereerd wordt in plaats van botweg gezegd, omdat dit het gezichtsverlies nog enigszins kan beperken. De (letterlijke) vraag kan dus fungeren als uitwijkplaats voor zowel de ‘zender’ als de ‘ontvanger’.
Ook in poëzie wordt soms gebruik gemaakt van deze ontsnappingsclausule. In dat geval is de ambiguïteit echter een doel op zichzelf en speelt het ontzien van gevoelens geen rol. Neem bijvoorbeeld deze passage uit het gedicht ‘Nooit verhuisd’ van Willem Wilmink:
Namen in mijn oude straat, bordjes die er altijd waren. Nog dezelfde buurvrouw staat uit hetzelfde raam te staren. Hoe zijn mensen toch in staat om te blijven, alle jaren?
Enerzijds lijkt de dichter oprecht te willen weten hoe mensen dit voor elkaar krijgen: altijd maar op één plek blijven wonen. Misschien benijdt hij hen om hun rust en zekerheid en zou hij graag als zij willen zijn. Maar tegelijkertijd kan de vraag ook retorisch worden opgevat: dit gewortelde bestaan (‘niet bereisder dan de bomen’, heet het elders in het gedicht) is verstikkend. De twee interpretaties staan hier naast elkaar en vullen elkaar aan: ze suggereren de aanwezigheid van twee verschillende, om voorrang strijdende gevoelens.
•
Wie een retorische vraag gebruikt, kan van twee walletjes eten.
•