Hij voor zij
Hans Heestermans
In verschillende plaatsen in West-Brabant komt een merkwaardig verschijnsel voor. Jaren geleden hoorde ik het voor het eerst. Een man uit Roosendaal vertelde vol trots dat zijn dochter voor onderwijzeres studeerde. Dat moet zeker al tien jaar terug zijn, want tegenwoordig heet een onderwijzeres geen onderwijzeres meer, maar een lerares. En de vroegere lerares is nu een docente. Maar goed, dit terzijde, want die verschuiving vormt niet het merkwaardigste verschijnsel in het taalgebruik van de man uit Roosendaal. Die zei namelijk niet ‘ze studeert voor onderwijzeres’, maar ‘hij studeert voor onderwijzeres’. Of nog exacter: ‘ij leer voor juffrouw’. Hij gebruikte dus het voornaamwoord hij om naar zijn dochter te verwijzen.
Waarom hij in plaats van zij? Is er sprake van analogie? De taalkundige Jan Stroop, afkomstig uit het Westbrabantse, suggereert dat misschien als hij in zijn boekje Sprekend een Westbrabander (1979) schrijft: ‘In het Nederlands, maar ook in ons dialect, zeggen we van het kind dat het goed groeit, van een jongen dat hij goed leert en van een meisje dat ze goed leert. Dat lijkt een goed, maar ook vanzelfsprekend systeem, maar toch ligt het bij nader inzien niet zo voor de hand. Want waarom maken we bijvoorbeeld bij ik en jij géén onderscheid tussen jongens en meisjes? Ook aan de meervoudsvormen we en ze, “ze waren te laat”, kunnen we niet zien of het over mannen of vrouwen gaat. Er zijn talen waar dat wel het geval is.’ Analogie? Het zou kunnen.
Stroop belicht ook nog een andere verklaringsmogelijkheid. Volgens zijn herinnering gebruiken alleen vrouwen en niet mannen hij voor een vrouw of meisje. ‘Als het juist is, dan zouden we er een wel heel bijzonder geval van verdoezeling van het vrouwelijke, nota bene door vrouwen zelf, in mogen zien.’ Verdoezeling van het vrouwelijke? Of gelijkstelling van man en vrouw? Emancipatie dus? Ook dat kan.
In 1992 was ik in Zuid-Afrika. Ik maakte kennis met de hoogleraar Zuidafrikaanse taalkunde Tony Links, afkomstig uit Namakwaland, een streek boven Kaapstad. Hij vertelde over een opvallend kenmerk van het Namakwalands, namelijk ‘dat die manlike voornaamwoord heel dikwels die vroulike vorm verdring’. En hij voegde eraan toe dat aan dit gebruik van hij voor zij ook een soort ‘vertrouwelijkheidsaspect’ zit. Vrouwen die niet tot de gemeenschap van de spreker behoren, worden niet aangeduid met hij. Zoals een van zijn streekgenoten het formuleerde (in mijn vertaalde weergave): voor de meisjes uit mijn omgeving zal ik hij gebruiken, maar voor hem (een onderwijzeres die uit een andere buurt afkomstig is) zal ik zij zeggen, want hij is een zij. Verwarring alom: wel hem voor haar, maar geen hij voor zij.
En een verklaring heb ik nog steeds niet voor het verschijnsel. Analogie? Emancipatie? Vertrouwelijkheid?
Als u een oplossing weet, ben ik u innig dankbaar.