Blinde Maupie
Marc De Coster - Tienen, België
De nieuwslezer van het NOS-journaal (van 28 april 1992) becommentarieerde een bepaald item met de volgende woorden: ‘Hier geldt de Amsterdamse wet van Blinde Maupie: eerst zien en dan geloven’ Deze merkwaardige uitdrukking kwam ik ook tegen in het boek Schoftentuig van Wim de Bie (uit 1988): ‘Wellicht denkt u: die ouwe dallesdekker heeft niets in de smiezen, die kunnen we wel besjoemelen. Blinde Maupie!’ En in een artikel in het weekblad Elsevier las ik: ‘Een nadeel van ouder worden is de déjà-vu-beleving. Je gelooft niet alles meer zo makkelijk wat ze je met een stalen gezicht en een stroom van argumenten vertellen. Je dreigt cynisch te worden. Blinde Maupie, eerst zien, dat werk.’ Gaat het hier om een spreekwoordelijke uitdrukking? Was Maupie een man van vlees en bloed, en zo ja, wanneer heeft hij dan geleefd? De voorradige spreekwoordenboeken hielpen mij niet verder en ook de dikke Van Dale heeft blijkbaar nog nooit van deze Maupie gehoord.
Ik vond de uitdrukking wel in het Bargoens woordenboek van Enno Endt. Volgens Endt is de uitdrukking afkomstig uit joodse kringen. Ze wordt niet zelden aangevuld met zien moet ik het. Deze uiting van ongeloof kan begeleid of vervangen worden door het leggen van een vinger onder het oog, waarbij de huid iets naar beneden wordt getrokken en de blik veelbetekenend is (vertel mij wat!). Naar welke blinde ongelovige dit ‘anekdotewoord’ verwijst, kon Endt jammer genoeg niet achterhalen. Ook het boek Het Joodsch in Nederland van J.L. Voorzanger en J.E. Polak (uit 1915) vermeldt niets over de geheimzinnige Maupie. De uitdrukking is wel opgenomen in de klassieker Uit Mokum en de Mediene. Joodsche woorden in Nederlandse omgeving van H. Beem (1974). Hij geeft ons de volgende omschrijving: ‘sehen moss ich = ik moet het eerst maar zien voor ik het geloof; gezegde afkomstig van Amsterdams-Joods straattype’.
Maupie moet toch wel ergens meer sporen hebben nagelaten. Ik vlooide er het Eponiemenwoordenboek van Ewoud Sanders (1990) op na. Sanders neemt wel een paar Bargoense uitdrukkingen op die teruggaan op een persoon, zoals bijvoorbeeld Emmie en Sjaak van Buren! (beide gebruikt in de betekenis ‘kan me niks schelen’).
Sanders baseert zich voor deze informatie op het Bargoens woordenboek. Het is eigenaardig dat hij de uitdrukking Blinde Maupie niet heeft opgenomen, hoewel we bij deze verbinding toch duidelijk met een eponiem te maken hebben.
Uit de voorbeelden mag duidelijk zijn dat Maupie nog steeds leeft in de volksmond. Een lezersbrief in Vrij Nederland (20-10-90) onthulde uiteindelijk de identiteit van de mysterieuze Maupie: het zou een Amsterdams-joodse straathandelaar van voor de Tweede Wereldoorlog geweest zijn. Zijn levensloop werd beschreven door Meyer Sluyser (o.a. in: Als de dag van gisteren, ongedateerd). Als iemand iets zei wat hem ongeloofwaardig voorkwam, zei Blinde Maupie: ‘Dosj mosj ich erst seh'n!’
Onlangs stuitte ik tijdens het lezen van de volksroman Vlieg er eens uit (1950) van de Rotterdamse schrijver Willem van Iependaal op de volgende zin: ‘Vodde, meneer! Goed om hele volksstammen het maupie te bezorgen!’ Het blijkt hier om een typisch Rotterdamse uitdrukking te gaan. Zich het maupie schrikken vinden we terug in het hoofdstuk ‘Vloeken’ in het woordenboek van het Rotterdams, De terugkeer van Opoe Herfst van Jan Oudenaarden (uit 1986). Of er verband is met Blinde Maupie is niet duidelijk. Had de Amsterdamse straathandelaar een Rotterdams neefje?