● Dietse etymologie
Het begrip etymologie heeft in de loop van de geschiedenis niet altijd dezelfde betekenis gekend. De uitvinders van de etymologie, de oude Grieken, wilden met deze wetenschap doordringen tot in de kern van het woord, het etumon ‘het werkelijk ware’. Die waarheid werd eerder filosofisch dan taalkundig opgevat. Deze opvatting van etymologie bleef gelden tot het einde van de middeleeuwen. Daarna, in de zestiende eeuw, beschouwde men etymologie als het zoeken naar ideële of formele verbanden tussen twee woorden. Vanaf de zeventiende eeuw ging het om de oorsprong van de woorden. Op het breekpunt van de zestiende en zeventiende eeuw, in 1599, schreef de Vlaamse taalkundige Cornelius Kiliaan, ofwel Cornelis van Kiel, zijn Etymologicum Teutonicae Linguae, een soort ‘etymologische’ beschrijving van de ‘Dietse’, de Nederlandse, taal.
Pas in de negentiende eeuw kreeg de etymologie een reële basis. Dat kwam door de zogenaamde klankwetten. De Indo-europese taalfamilie was ontdekt, en door het opstellen van klankwetten probeerde men de relaties te definiëren. Voor de etymologie betekende dit een fixatie op het oorspronkelijke klankpatroon, de Indo-europese wortel. Als deze was achterhaald, dan wist men de etymologie. In deze zienswijze is de etymologie van woordenboek als volgt: het betreft een samenstelling met als eerste lid het meervoud van woord en als tweede lid het zelfstandige naamwoord boek. De Indo-europese wortel van woord vinden we in iets andere vorm terug in het Latijnse verbum ‘woord’, het Griekse eirein ‘zeggen’ en in betekenisverwante woorden in diverse andere Indo-europese talen.