● Grammatisch zintuig
Zijn voornaamste bijdrage bestond uit het opstellen van een nieuwe spelling. ‘Van spelling-quaesties had hij eigenlijk een diepen afkeer’, schreef zijn vriend J.A. van Dijk in 1869. ‘Maar een spellingstelsel, op deugdelijke grondslagen gebouwd, zooveel mogelijk wetenschappelijk ingericht, zulk werk trok hem aan.’
De Vries noemde het ‘een genot’ om met Te Winkel te werken. ‘Dat heldere verstand’, schreef hij in de inleiding van het Woordenboek, ‘dat scherpzinnige oordeel, die logische juistheid van begrippen, dat geoefende grammatische zintuig, bij die veelzijdige kennis en die gemoedelijke waarheidsliefde: dat alles is mij eene dagelijksche leerschool geweest...’
Bovendien werkte Te Winkel keihard. ‘Van Maandag tot Zaterdag arbeidde hij aan dit reuzenwerk zooveel uren daags, als men denzelfden wetenschappelijken arbeid van iemand vergen mag, met onafgebroken inspanning zijner krachten’, aldus Van Dijk.
Te Winkel had altijd een ijzersterk gestel gehad, maar in de derde week van april 1868 kreeg hij plotseling last van ‘vreeselijke benauwdheden’. Zo erg, dat hij en zijn arts vreesden voor zijn leven. Na een paar dagen knapte hij echter op. Hij kreeg zelfs toestemming om op de ‘beste gedeelten van den dag’ naar buiten te gaan.
‘De Vries noemde het een genot om met Te Winkel te werken: dat heldere verstand, dat scherpzinnige oordeel...’
Dat was hij ook van plan op 24 april 1868. ‘Gekleed zat hij op den dokter te wachten en hield zich intusschen bezig met het lezen van het Aprilnommer van den Gids. De dokter kwam en vond hem, zoo hij meende, slapende; zijne oogen waren gesloten en het boek was hem uit de hand gegleden. Spoedig echter werd de treurige waarheid ontdekt...’