Allochtonen in gradaties
André de Raaij - politicoloog/journalist, Amsterdam
In het februari/maartnummer van Onze Taal stelt Hans Heestermans in de rubriek ‘Nieuwe woorden’ vast dat een Amerikaan, Duitser of Fransman geen buitenlander meer is voor de spraakmakende gemeente, maar een Turk of Marokkaan wel. Buitenlander wordt synoniem met allochtoon, is zijn conclusie.
De vraag die dan meteen beantwoord dient te worden, luidt: is die Amerikaan, enz. dus autochtoon, als ‘buitenlander’ allochtoon gaat betekenen? Want dat is toch de tegenhanger van de allochtoon, nietwaar - tegenover ‘buitenlander’ stond ooit ‘landgenoot’, tegenover allochtoon staat autochtoon. Men krijgt bij deze taalontwikkeling ook de mogelijkheid gradaties aan te brengen. Een witte Noordamerikaan (want zo iemand bedoelt Heestermans ongetwijfeld met ‘Amerikaan’) is minder buitenlands, autochtoner, dan een zwarte, bruine of islamitische Noordamerikaan. Een Duitser van Turkse afkomst is allochtoner dan een ‘gewone’ Duitser, maar weer autochtoner dan een ‘echte’ Turk. Zonder er iets anders voor te hoeven doen dan een donkere huidskleur en dreadlocks te hebben, zal Ruud Gullit altijd allochtoon mogen heten, en een IJslander die niet de minste behoefte heeft Nederland zelfs maar te bezichtigen, geldt hier automatisch als ‘autochtoon’.
Juist de gradaties die er in het allochtoon-zijn aan te brengen zijn, maken het woord prettig meerduidig. Wordt er de niet-blanke of de niet-christen/atheïst mee bedoeld? Horen joden bij de autochtonen, of toch een beetje minder? Dat islamieten er niet bij horen staat vast, maar wel kan men heel goed achter een Indiase goeroe aanlopen en toch op-en-top autochtoon zijn.