Onze Taal. Jaargang 59
(1990)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 216]
| |||||
Wat is er nu gebeurd?
| |||||
Het Franse ‘huis’
| |||||
Nederlandse kabeljauw in Frankrijk?
|
- | Gascogne grenst aan Baskenland. Het woord is bij de golf van Biscaje ontstaan, vanwaaruit de Baskische bak-vorm zich zuidwaarts verspreidde en de Gasconse kab-vorm noordwaarts. |
- | Het Franse cabillaud is van oorsprong Gascons. |
Theorie en praktijk van taal
Prof. dr. L.B.W. Jongkees Amsterdam
Het artikel van drs. E. van der Spek ‘Zekerheid bestaat niet’ (in onze taal) in het septembernummer heb ik grotendeels met instemming gelezen. Ook sta ik volkomen achter de opvatting van de redactie dat aan de ‘effectnorm’ veel aandacht moet worden geschonken.
Geen enkele wetenschap kan zekerheid scheppen omtrent de waarheid van haar conclusies, behalve wanneer zij zelf vaststelt wat die waarheid is. Ik noem rekenkunde, dogmatiek en axioma's in vele vakgebieden. De uitgangspunten van de schrijver - en ik meen ook van de redactie - zijn van groot belang voor deskundigen, neerlandici, redactieleden van Onze Taal. Mijns inziens hebben de doorsneegebruikers van onze taal echter behoefte aan enig houvast, zeker zodra zij de taal gaan schrijven. Het komt mij voor dat Onze Taal - geruime tijd al en in het voetspoor van de universitaire docenten Nederlands - te weinig aandacht aan deze kant van de zaak heeft geschonken en nog schenkt.
Docerende hoog- en zeergeleerden kunnen voor zichzelf overtuigd zijn van de onmogelijkheid de Waarheid of de Zekerheid aan hun leerlingen over te brengen, maar zullen toch degenen die de praktijk ingaan houvast moeten bieden in de uitoefening van hun beroep. Evenzo dienen degenen die op zich genomen hebben de taal voor de massa te bespreken, richtlijnen te geven voor dagelijks gebruik van die taal. Het is nuttig hierbij te bedenken dat de massa er altijd een meer bevat dan ieder denkt (Bolland).
Van vroedvrouw tot verlosser
Lien de Graaf oud-medewerkster WNT, Oegstgeest
Prof. dr. G.J. Kloosterman, gynaecoloog/obstetricus, beschrijft op blz. 148 van het septembernummer de teloorgang van de benaming vroedvrouw. Vroedmeester (Frans: accoucheur), het mannelijke equivalent van vroedvrouw, is verouderd en leeft alleen nog voort in vroedmeesterpad, het mannetje dat de eitjes van het vrouwtje op zijn lichaam meedraagt.
Vroedmeester + vroedvrouw = verloskundige. Is het nodig daaraan zoveel aandacht te schenken? Gynaecoloog + obstetricus = vrouwenarts deugt zeker evenmin?
Voor sommige m/v-problemen is een oplossing gevonden: verpleegster, verzorgster (een korter opgeleide verpleegster) en maatschappelijk werkster werden verplegende, verzorgende en maatschappelijk-werkende. Gelukkig kunnen wij verplegenden en verzorgenden nog wel aanspreken met broeder en zuster.
Waarom er door de wijziging van vroedvrouw in verloskundige onduidelijkheid werd geschapen, begrijp ik niet. Men kan een mannelijke verloskundige ook nog een verlosser noemen, maar dan krijgt men de theologen op zijn dak.
Ik krijg de indruk dat mannen meer moeite hebben met het m/v-probleem dan vrouwen. De ‘grondgedachte’ dat het voor een vrouw een eer is man, heer of kerel genoemd te worden, heeft mijns inziens nooit bestaan.
Van manuur naar mensuur
Dirk Gudde - Utrecht
Mevrouw Philippa ‘wordt niet goed’ van gezochte woorden als menskracht, mensuren en mensjaar (Onze Taal september, blz. 159). Zij legt uit dat het woord man in de oorspronkelijke betekenis (‘mens’) verdrongen dreigt te worden. Ik wil niet ingaan op haar etymologische uiteenzettingen. Niet vanwege het feit dat ik daar minder deskundig in ben dan zij (wat het geval is), maar omdat ik het een irrelevante argumentatie vind.
Als ik iemand voor idioot uitscheld, hoef ik bij de beledigde persoon niet aan te komen met de etymologie van het woord idioot: ‘Ik bedoel alleen dat u ondeskundig of bijzonder bent.’ Als ik aan iemand refereer met dat wijf, wek ik ook niet de indruk dat ik alleen ‘die vrouw’ bedoel.
Het moge zo zijn dat Van Dale - nu nog - als eerste betekenis van man ‘mens’ geeft, in de dagelijkse taalpraktijk is die betekenis aan het verdwijnen. Taal is in de eerste plaats een communicatiemiddel. Wanneer men woorden als manuren associeert met mannen en niet met mensen, dan is de communicatie gestoord. Een ander, voor iedereen (niet alleen voor etymologen) begrijpelijk woordgebruik is daarvoor de oplossing. Als daar nieuwe woorden voor nodig zijn dan moeten we die verzinnen en gebruiken. Zoals eens - mevrouw Philippa vertelt het zelf - het nieuwe woord mens noodzakelijk werd, toen man de betekenis ‘mannelijk mens’ kreeg en minder praktisch werd in de betekenis ‘mens’.
Neologismen als mensuur zijn duidelijk. Het is even wennen, maar dat geldt voor alle nieuwe woorden.
Wanneer het lukt met dergelijke woorden iets weg te nemen van het ergerniswekkend patriarchale van onze taal, dan is dat mijns inziens geen taalverarming, maar taalverrijking.