Onze Taal. Jaargang 58
(1989)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 184]
| |
PCUdB■ Dames en heren taalliefhebbers. Bij wijze van uitzondering plaats ik een volledig gedicht van een lezer. P. Daled uit Brugge-Sint-Kruis beviel, in zijn of haar termen gesproken, eind juli of begin augustus van het volgende. ■ 't Is formidabel / ja zelfs abominabel, / wat er al mag/ op U.d.B.'s gezag:/ al zijn gebabbel/ leidt tot gebrabbel/ nog erger dan het Bijbels Babel./ Is dat nu nog echt PCUdB-abel? ■ Als ik mij niet vergis, schrijft P. Daled mij een tolerantie in linguisticis toe die op den duur communicatie onmogelijk maakt. ■ Ik moet eerlijk en, toegegeven, tot mijn schande zeggen: ik zou er eigenlijk trots op zijn als door mijn toedoen het maatschappelijk verkeer op zo grote schaal ontwricht zou kunnen worden, maar ter ontlasting van mijn geweten, en dat van de bonafide lezers van deze rubriek, wens ik nadrukkelijk te verklaren dat ik zulks in wezen niet nastreef. ■ Bovendien leert de ervaring dat alle adviezen, de goede èn de slechte, die ik in de loop der tijden aan de lezers heb gegeven, met buitengemene geestdrift in de wind geslagen worden. ■ Maar ik ben ook maar een mens en wel zo een die bedroefd wordt als anderen slecht van hem of haar denken; dus wil ik aan P. Daled - die en passant nog eens bedankt zij voor haar of zijn bijdrage - laten zien dat ook mijn tolerantie wel degelijk haar grenzen heeft. (Ik had bijna geschreven zijn of haar grenzen, dat krijg je als je soms het gevoel hebt dat elk al dan niet vermeend taalkundig seksisme ooit tegen je gebruikt kan worden.) ■ Wat bijvoorbeeld echt niet kan, is de mededeling, aangetroffen in een recente roman - waarvan ik u de titel niet ga onthullen, want ik wil nooit de naam krijgen deze rubriek te gebruiken om jong Vlaams talent voor schut te zetten, en geen antipropaganda maken voor een overigens erg aardig boek - de mededeling dus dat Jaspers hoofdhaarbegroeiing omgekeerd evenredig was met zijn potentie, tenzij dit zou betekenen dat haarbegroeiing en potentie beide variabel waren, wat niet het geval was in de onderhavige roman, daar Jasper constant verstoken was van haren, op enkele, constante, slierten na. ■ Arme Jasper dus. ■ Alla, kunt u zeggen, maar het is dan toch wel duidelijk welke conclusie het jonge Vlaamse talent ons wil doen trekken omtrent Jaspers potentie, maar dan antwoord ik u, lezer, a) dat Jaspers potentie mij niet veel interesseert, b) dat de bladzijde die volgt meer dan voldoende is om twijfelaars aan Jaspers viriliteit op het rechte spoor te zetten en c) dat u zichzelf nu juist de tolerantie permitteert die u in mij zo verwerpelijk achtte. ■ Nee, de hierboven aangehaalde passage is net zo inhoudsloos als de bewering dat de kleur van uw ogen omgekeerd evenredig zou zijn met uw belangstelling voor moderne muziek, om maar weer iets te noemen. Of dat uw heupbreedte evenredig is met de lengte van een gemiddelde telefoonpaal. ■ Nu we het toch over jong Vlaams talent hebben; mevr. Bergsma uit Amstelveen las in de sportrubriek van de Volkskrant de kop Mechelen laat flaterend Ajax in zijn waarde. Zij vraagt of dit woord echt bestaat. Wat mij betreft niet, mevrouw Bergsma, ik kan er alleen maar om flateren van het lachen, of, als ik uitgeflaterd ben, glunderen van het blunderen, welk laatste woord om een of andere onnaspeurlijke reden weer wel bestaat. ■ W. Hoezen uit Belfeld zegt meer dan eens (zelf schrijft deze meerdere malen, foei, heer of dame uit Belfeld; u merkt het, tolerantie is mij helemaal vreemd) de laatste tijd eengezinswoningen in plaats van eengezinswoningen gelezen te hebben, en daar waar Van Dale de oude (uit 1976) dan nog altijd eengezinshuis zou prefereren. ■ Inderdaad, maar ik meen ook dat het sinds jaar en dag vrijwel door iedereen zo uitgesproken wordt, associatie met eensgezind wellicht, en eenmaal aanvaarde foute uitspraken zijn nog moeilijker uit te roeien dan het flaterend schrijven. ■ Secretaressen (NB: géén secretarissen) zijn mannelijke secretaresses in het spraakgebruik op kantoor. Aldus Monica Oorthuizen uit Den Haag. Ik kom er in een volgend nummer op terug (plaatsruimte, u weet wel), maar wilt u mij alvast uw mening hierover kenbaar maken? |
|