Cultureel panorama
De basis van het SN is het Nederlands, maar het is Nederland met een tic.
Veel woorden zijn nèt even anders: tandenschuier, schoonbroer, zwagerin. Vertrouwde woorden kunnen een overwachte betekenis hebben: een t-shirt heet borstrok, een groenteboer is een tuinder, krakers daar zijn hier supporters. Door de isolatie bewaart het SN verouderde woorden als schrijnwerker voor meubelmaker, valies voor koffer, tong voor taal. Andere woorden en uitdrukkingen zijn nieuw: slaappak (pyjama), verhaalboek (roman), de mond snijden (in de rede vallen). Wie pindakaas is, is verarmd, dat wil zeggen, zo arm dat hij gewoon pindakaas moet eten. Van Donselaar geeft bij alle woorden citaten en een etymologie. Die etymologieën zijn een enkele maal iets te veel van het goede, zoals de toelichting bij praatwater (alcoholische drank): ‘Het gebruik van alcohol kan mensen spraakzaam maken’, of de - bovendien aanvechtbare - uitleg bij spaarpot (vrouwelijk schaamdeel): ‘De vergelijking berust op de gleuf.’
Het Nederlands in Suriname reageerde op een nieuwe, niet-Nederlandse werkelijkheid door woorden uit vreemde talen op te nemen en voor eigen gebruik nieuwe woorden te maken. Van Donselaars woordenboek is daardoor ook een encyclopedie van de Surinaamse cultuur geworden. Veel woorden herinneren aan de treurige realiteit van slavernij en kolonisatie: Spaanse bok (een martelmethode), landsslaaf (slaaf die eigendom was van de koloniale regering), huisneger, roeineger en timmerneger. Andere woorden benoemen gerechten en lekkernijen. Niet alleen roti, maar ook kouseband, schaafijs en peprewatra (‘peperwater’, soep met Spaanse pepers).
Nederland is in het SN het land van de aardappeleters, Patatania; Nederlanders zijn patata's.
Een zeer groot deel van de Surinaamse werkelijkheid lijkt voorts uit Zuidamerikaanse natuur te bestaan, een omstandigheid waaraan het oorspronkelijke beroep van de samensteller - Van Donselaar is bioloog - niet vreemd zal zijn. Van sommige dieren zijn de benamingen in het SN even exotisch als in het AN. De gindjamaka is het wolharig grijpstaartstekelvarken, een koproprin een bepaalde (koperkleurige) malariamug, de toe-ede-sneki (Sranan: ‘tweekoppige slang’) een wormhagedis, niet te verwarren met de swipi (ook: swipisneki) ‘zweepslang’. Van Donselaars Woordenboek van het Surinaams-Nederlands is een waardevolle bron van materiaal voor taalonderzoekers en kan een belangrijk hulpmiddel zijn voor het onderwijs in Suriname; het kan diensten bewijzen bij een eventuele standaardisatie van het SN en bevordert de emancipatie van de Surinaamse cultuur. Het is bovendien een naslagwerk waarin de gebruiker altijd meer vindt dan hij zocht: een bladerboek. Ook voor patata's.
J. van Donselaar: Woordenboek van het Surinaams-Nederlands. Coutinho, Muiderberg, 1989.482 blz. ISBN 906283 745 X. Prijs f 59,50.