Het Lyrisch Lab
Soft focus
Jaap Bakker
In mijn minder opgewekte momenten vraag ik me weleens af waar wij van het Lyrisch Lab ons nu eigenlijk zo druk over maken. We zijn al ruim een jaar bezig het Nederlandse lied te ontleden, maar het voorwerp van onze aandacht wordt steeds minder levenskrachtig. Nog even, en wij kunnen deze serie afsluiten met een sectierapport.
Is het echt zo droevig gesteld met het vaderlandse repertoire? Natuurlijk is de gezongen moerstaal allerminst dood, maar ze verdwijnt wel steeds meer uit het openbare leven. Op radio en televisie is het Engels alomtegenwoordig; hetzelfde geldt voor de lp-, mc- en cd-markt, althans in de sector van de lichte muziek en de pop.
Het is te gemakkelijk om de schuld alleen maar af te schuiven op de omroepen en platenmaatschappijen, want die stemmen hun beleid af op de wensen van het publiek. De voorkeur voor vreemdtalige liedjes heeft ongetwijfeld te maken met onze muziekcultuur. We zingen steeds minder, we luisteren steeds minder, maar we gebruiken vocale muziek als achtergrondgeluid bij andere activiteiten: dansen, werken en zelfs converseren. Nederlandse teksten leiden daarbij te veel af.
Maar de vraag van het publiek wordt ook bepaald door het aanbod: het materiaal dat door Nederlandse tekstdichters wordt geschreven en door Nederlandse vocalisten ten gehore gebracht. Laten we ons eens buigen over de motieven die tekstdichters kunnen hebben om zich niet uit te drukken in de taal die ze het best beheersen, maar in het Engels.
Een belangrijke reden is, dat Engelse liedteksten gemakkelijker te schrijven zijn. Ik heb nu geen cabaret- of gelegenheidsliederen op het oog, maar het populaire, lyrische repertoire. Zulke teksten draaien maar om één ding: de refreinregel. Die regel wordt in het lied meermalen, soms tientallen keren, herhaald. Daarom worden er hoge eisen aan gesteld: hij moet goed bekken, recht uit het hart (lijken te) komen, herkenbaar zijn voor een groot publiek en prettige associaties oproepen. Originaliteit is niet nodig en zelfs ongewenst, want originaliteit verstoort de illusie van oprechtheid. In de andere versregels zijn eigenlijk alleen de rijmwoorden van belang, ter ondersteuning van de door de refreinregel opgeroepen emotie. Refreinregel en rijmen vormen de kern van het lied. De rest dringt tot de gemiddelde luisteraar niet door en is derhalve irrelevant.
Zo beschouwd is het Engels ideaal voor ons: wij Nederlanders kennen die taal voldoende om de kernwoorden van een lied te appreciëren, maar we zijn er te weinig in thuis om de inconsistenties, de banaliteiten, de bombast en de nonsens op te merken. Dat verklaart misschien waarom Engels zoveel populairder is dan andere mooie zangtalen als Frans, Italiaans en Portugees: die kennen we zo slecht, dat zelfs de kernwoorden niet tot ons doordringen. Het Nederlands kennen we daarentegen zo goed, dat de geringste onregelmatigheid ons stoort. De schrijver van Engelstalige teksten maakt gebruik van een lyrisch standaardvocabulaire, dat in het geval van popsongs ongeveer de oppervlakte van een postzegel beslaat. Hij kan bovendien putten uit een handzame voorraad beproefde uitdrukkingen en zinnetjes: I cried all night, I'll love you forever, hold me tight, you broke my heart, stay together, oh baby, until I die, enzovoort. Die zinnetjes illustreren nog een ander punt, namelijk dat het in een vreemde taal veel eenvoudiger is om emoties te uiten. ‘Ik zal voor altijd van je houden’ is een dure belofte, die verplichtingen met zich meebrengt. Maar ‘I'll love you forever’ kost niets, terwijl de gebruikte woorden toch de illusie wekken dat er heftige emoties in het spel zijn. Interessant is het zinnetje ‘I cried all night’ (een vrij representatief voorbeeld, want in Engelse teksten wordt wat afgecry'd). Ook dat is een gevoelvolle mededeling zonder consequenties. Wie daarentegen zingt ‘Ik heb de hele nacht gehuild’, begeeft zich op glad ijs, want de kans is groot dat de toehoorder die mededeling serieus neemt. Mijn hemel, de hele nacht huilen, wie houdt dat vol? Kan iemand zo veel verdriet hebben? Zou je dorst krijgen van zo'n nacht? Hoe krijg je dat kussen weer droog? Of zou de tranenvloed buiten het bed hebben plaatsgevonden? Of zelfs buitenshuis? De stoep is weer nat, zei de melkboer... van wie was dat ook alweer?
Kijk, dat soort storende bijgedachten is te voorkomen door een vreemde taal te gebruiken. Het Engels werkt als de soft-focuslens in de portretfotografie: de gelaatstrekken zijn zichtbaar, maar alle kraaiepootjes en wratten worden keurig gecamoufleerd. Gemakkelijk om te maken en aangenaam om naar te kijken. Soft focus: de wereldvisie van de moderne tachtiger. Vermaakt, maar nooit geraakt.