‘de boodschap moet effectief overkomen’
Via de taal worden boodschappen, gedachten en emoties overgebracht van de spreker of schrijver naar de luisteraar of lezer. Natuurlijk heeft de taal ook een sociale, een culturele en een esthetische functie. Voor het bedrijfsleven zijn deze functies echter nauwelijks van belang. Als belangrijkste criterium bij de beoordeling van schriftelijke taaluitingen geldt voor ondernemingen de communicatieve functionaliteit: komt de boodschap over bij degene voor wie zij bestemd is en wordt zij ook correct begrepen? Zo kunnen we vanuit een taalkundige invalshoek vaak gefundeerde kritiek leveren op krantekoppen of advertentieteksten, terwijl deze als communicatieve uitingen toch zeer effectief zijn. Omgekeerd kunnen zinnen taalkundig volkomen correct geformuleerd zijn, maar in hun communicatieve functie ernstig te kort schieten. Het gebruik van jargon heeft voor de al dan niet geïnteresseerde buitenstaander veelal een blokkerende werking, maar voorkomt voor de ingewijde het gebruik van wijdlopige omschrijvingen van bekende begrippen.
Vanuit de behoeften van het bedrijfsleven bezien, dient het onderwijs in schriftelijke taalvaardigheid met name gericht te zijn op de communicatieve functie. Daarbij gaat het om vragen als:
- | Voor wie is de boodschap bestemd? |
- | Welke boodschap wil ik overbrengen? |
- | Met welk doel breng ik de boodschap over? |
- | Is de gekozen vorm en formulering correct en klantgericht? |
- | Is de schriftelijke taaluiting effectief? |
Een dergelijke benadering en aanpak van de training in taalvaardigheid zou moeten gelden voor alle aspecten van schriftelijke communicatie: het woordgebruik, de zinsbouw, de opbouw van gedachteneenheden, de alinea-indeling en de compositie van grotere teksteenheden. De eis van communicatieve functionaliteit geldt voor de onderscheiden uitingen van schriftelijk taalgebruik: voor advertentieteksten, memo's, brieven, verslagen, samenvattingen en rapporten.
Wanneer communicatieve functionaliteit centraal gesteld wordt, speelt de spelling een ondergeschikte rol. Hoewel de heer Koning benadrukte dat mensen correct moeten kunnen spellen, vond hij dat er veel te veel tijd in het onderwijs wordt besteed aan deze minder belangrijke vaardigheid. Hij pleitte voor een ‘gebruiksvriendelijke’ spelling.