Vraag en antwoord
Personificatie
Redactie Onze Taal
Vraag: kunnen de volgende zinnen door de beugel?
(1) Dit artikel wil een bijdrage leveren aan de beschrijving van stijlverschijnselen.
(2) Deze bijdrage bedoelt geen kritiek op oudere grammatici te leveren.
(3) Deze nota bespreekt de wenselijkheid van positieve actie.
Antwoord: de bovenstaande zinnen hebben een onbezield onderwerp (artikel, bijdrage, nota) en een werkwoord dat alleen op mensen, of tenminste levende wezens kan slaan: willen, bedoelen, bespreken. De Antieken waren dol op deze stijlfiguur, prosopopoeia (personificatie) genaamd. Nederlanders lijken er minder van gecharmeerd. De redactie probeert ze te vermijden, al voelen we in de wrevel over deze stijlfiguur wel gradaties, die vooral met het werkwoord samenhangen. Hoe meer dat betrekking heeft op denk-handelingen, hoe vreemder de zinnen worden. Uitgesloten is bijvoorbeeld:
(4) Het onderhavige voorstel piekert niet over aanvaarding van de maatregelen.
We zien twee redenen waarom (1), (2) en (3) vaak voorkomen. Ten eerste hebben de zinnen het voordeel dat de schrijver ik vermijdt en zo een bescheidener indruk maakt:
(la) Ik wil in dit artikel een bijdrage leveren aan de beschrijving van stijlverschijnselen.
Ten tweede maken alternatieve oplossingen haast onvermijdelijk een omslachtige indruk, zoals de passief in (2a) en het lege werkwoord in (3a): (2a) Met deze bijdrage wordt niet bedoeld kritiek te leveren op oudere grammatici.
(3a) Deze nota gaat over de wenselijkheid van positieve actie.
Hoe kunnen zinnen met een personificatie dan het best verbeterd worden? Een redelijke oplossing bij (1) is de hele zin schrappen. Een tweede mogelijkheid is dat de schrijver zich, minder opdringerig, introduceert in de coulisse van een bijvoeglijke bepaling:
(2b) Het is niet mijn bedoeling kritiek te leveren op oudere grammatici. De derde mogelijkheid is de herformulering tot een pseudo-lezers-vraag:
(3b) Is positieve actie wenselij1k?
Behalve in notataal komt de personificatie in verkeersreglementen voor:
(5) Vrachtauto's moeten de meest rechtse rijstrook kiezen. Wij vinden (5) veel minder storend dan de voorgaande voorbeelden, waarschijnlijk doordat we voertuigen en hun bestuurders als een geheel ervaren. Dat blijkt onder meer uit het oergewone ‘Ik heb een lekke band’ in plaats van ‘Mijn fiets heeft een lekke band’. Toch blijkt dat sommige lezers zich ook aan (5) ergeren. De personificatie moet dus zo min mogelijk gebruikt worden.