Het Lyrisch Lab
De taal van het hart
Jaap Bakker
Bestaan er ondichterlijke woorden? In feite natuurlijk niet, want er is geen onderwerp dat niet in een gedicht behandeld kan worden en geen idioom dat bij voorbaat ongeschikt is voor poëzie. Deze liberale opvatting geldt echter niet voor alle soorten dichtkunst. Simpelweg kunnen we (lied)teksten in twee soorten verdelen: teksten die beogen het hart te raken, en teksten die het verstand tot doelwit hebben. Tot de laatste groep behoren de meeste cabaretliedjes en het grootste deel van de gelegenheids- en lichte poëzie. De woordenschat daarvan is in principe onbeperkt.
Dit in tegenstelling tot de eerste categorie, de verzen die het gevoel aanspreken en geschreven zijn in wat ik maar zal noemen ‘de taal van het hart’. De meeste liedjes die u meeneuriet met de radio en de plaat, of die u galmt in de badkamer, behoren tot deze soort: operakoren, kinderliedjes, psalmen, poprefreinen en het populaire Nederlandstalige repertoire. Opvallend is nu dat deze ‘taal van het hart’ uit een relatief zeer beperkt vocabulaire put, zeker als zij bestemd is om gezongen te worden. Het luistert nauw: al te verheven woorden doen niet mee (wenen, thans, schragen), en al te informele woorden evenmin (blèren, poen, balen van). Verder zijn termen uit wetenschap en techniek uit den boze: ‘reflectie’ bijvoorbeeld, of ‘stopcontact’. In het algemeen zijn woorden waaraan de vreemde (Latijnse) herkomst nog duidelijk zichtbaar is, niet geschikt voor lyrische toepassing. ‘Stop’ is goed, ‘contact’ is beslist onpoëtisch. Ervaren tekstdichters zullen als het éven kan de voorkeur geven aan Germaanse synoniemen als band, verband, binding, voeling of schakel. Het hart verstaat geen Latijn.
Dat lyrische teksten geschaad kunnen worden door elementen van vreemde herkomst, viel me het eerst op in een literair gedicht, het welbekende ‘De Zee’ van Marsman. Dat begint zo:
‘Wie schrijft, schrijv’ in de geest van deze zee / of schrijve niet; hier ligt het maansteenrif / dat stand houdt als de vloed ons overvalt / en de cultuur gelijk Atlantis zinkt;
De doorn in mijn inwendige oor was het woordje ‘cultuur’ - de enige Romaanse steen in dit versbouwwerk. Mij dunkt dat er beter ‘beschaving’ had kunnen staan, ware het niet dat de versregel dan dubbelzinnig zou worden: ‘...en de beschaving als Atlantis zinkt’.
Verderop in het gedicht bezigt Marsman nog de uitdrukkingen ‘europese wereld’ en ‘creatieve geest’, en ook die vallen enigszins uit de toon. Waar ligt dat aan? Het woord ‘creatief’ draagt, net als ‘cultuur’, een wetenschappelijk-objectief aureool, dat afbreuk doet aan de dichterlijkheid. Voor ‘europees’ ligt het iets anders. ‘Europees’ en ‘Europa’ zijn buitenbeentjes in de familie van aardrijkskundige namen, die doorgaans juist wèl poëtisch zijn. Dapperstraat, Jordaan, Rotterdam, IJssel, Limburg, Nederland: stuk voor stuk woorden waarbij een mens zich iets kan voorstellen en waarmee hij een gevoelsmatige band kan hebben. Namen als Atlantis, Mexico of Djakarta zijn trouwens ook goed, vanwege de romantische beelden die ze oproepen. Europa daarentegen is abstract, de naam wekt uitsluitend verstandelijke associaties. Voor de meeste Europeanen ligt Europa, in emotioneel opzicht, verder weg dan de Grote Beer.
Vaak is het de combinatie van vreemde herkomst en ongewenste associaties die een woord ondichterlijk maakt. Maar hoe is het gesteld met uitheemse woorden die aantrekkelijke betekenissen dragen? Anders gezegd, heeft de lyrische dichter de neiging om woorden uitsluitend op grond van een buitenlands paspoort uit zijn domein te weren? Ik geloof, nu ik er een tijdlang op heb gelet, beslist dat dat zo is. Als we kijken naar woordparen als zee - oceaan, werelddeel - continent, ogenblik - moment, voortdurend - constant, toestand - situatie, dwingeland - tiran, enzovoort - etcetera, dan valt op dat het eerste lid van ieder paar veel meer wordt gebruikt dan het tweede. Ik durf wel te beweren dat de taal van het hart zuiverder Germaans is dan elk ander soort Nederlands. Mocht u hieraan nog twijfelen, dan zal ik u een volgende keer met rijmkundige argumenten trachten te overtuigen.