Onze Taal. Jaargang 57
(1988)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 80]
| |
PCUdB■ De ritssluitingprijs gaat in alle opzichten, kwantitatief èn kwalitatief, naar A.J.S. Majoor uit Soest, die een ritswoord als oplossing geeft (veertien, samengesteld uit vete en erin), en daarnaast een zeer intrigerende ritszin uit een door hem gefabriceerde ritsgramromance van zeven zinnen. Terecht beveelt hij hieruit de volgende zin aan: Toen hij kwam, wou hij haar zonder haar toestemming strelen, dus haar binnen eerst met schitterende bloemen lokken en vervolgens met haar taart versieren. ■ De zin is samengesteld uit a: Toen kwam hij, zonder toestemming dus, binnen met bloemen en met taart, en b: hij wou haar haar strelen, haar eerst schitterende lokken, vervolgens haar versieren. ■ Het enige bezwaar tegen deze inzending zou kunnen luiden dat ze reeds eerder ingezonden is, en wel naar dit eigen authentieke tijdschrift: we kunnen echter niet anders zeggen dan dat de thans plaatsvindende prijstoekenning een enigszins verlate beloning was voor de moeite die anders achteloos aan de Opperlan-ders was voorbijgegaan. ■ Het zogenaamde ritsgram is zeer moeilijk; nog moeilijker is het om Opperlandse zinnen te construeren die op het eerste gezicht ‘echt’ Nederlands lijken. Wat het laatste betreft, zou er enig bezwaar kunnen rijzen tegen de volgorde van binnen ten opzichte van lokken. Eigenwijs als ik ben, stel ik de volgende retouche voor: Toen hij kwam, wou hij haar zonder haar toestemming strelen, dus haar met schitterende bloemen lokken binnen eerst en vervolgens met haar taart versieren. Dit is dan samengesteld uit a: Toen kwam hij, zonder toestemming dus, met bloemen binnen en met taart en b: Hij wou haar haar strelen, haar schitterende lokken eerst, vervolgens haar versieren. ■ Niet onvermeld wil ik de ritsconstructie laten van de hand van C.A. Ehrenburg: En als ik mijn zorg wil voor de vrouwen laat ik komende week haast mannen laat los gaan. Er zijn nogal wat bezwaren te opperen (ik had bijna Opperen geschreven) tegen deze inzending, maar wel ben ik gecharmeerd van de tweede component van de rits: Als mijn wil de laat komende haast laat gaan. Eigenlijk geen zin maar wel nodend tot enig na-denken. Leunt tegen het bijbelse aan. ■ Tot zover dan de ritsconstructie. Mochten er nog meer lezers alsnog geïnspireerd zijn tot het vervaardigen van een taalbouwsel van dit soort, dan zou ik zulks gaarne vernemen. ■ De weg was afgeblokt door soldaten, hoorde ik vanmorgen over de radio. Ongetwijfeld een contaminatie van afgezet en geblokkeerd, maar de verslaggever die deze woorden uitsprak, klonk zo natuurlijk dat ik me afvraag of zonder mijn medeweten dit woord zich al hecht in ons taaleigen verankerd heeft. En àls we inderdaad binnenkort afblokken tegen blokkeren moeten zeggen, hoe moeten we dan het woord deblokkeren noemen? Afaf-blokken? Deafblokken? Ontafblokken? ■ In december heb ik de discriminatie van ons reukorgaan in uitdrukkingen en gezegden aan de orde gesteld. H. Regeur uit Amstelveen geeft een paar extra uitdrukkingen met neus, onder andere Mijn neus gaat te gast. Dit gezegde wordt ook vermeld door W. Molema uit Santpoort. De laatste lezer vermeldt daar nog een anekdote bij die ik verder niet zal behandelen, maar die wel recht doet aan mijn stelling dat taal niets anders is dan het creëren van een maximum aan verwarring met minimale moeite. ■ Een woord met niet minder dan veertien klinkers achter elkaar: haaieooieiaaieinde. (Het einde van het aaien van een ei van een wijfjeshaai.) Ik weet niet of een wijfjeshaai inderdaad met ooi mag worden aangesproken, en ook niet of het ei dat door een haai gebaard is erg aaibaar is, maar verder lijkt het woord me volstrekt in orde. ■ Ook u zij dank voor uw bijdrage, P. de Blaeij uit Zwijndrecht. En overige lezers, gij zijt weer bedankt voor het geduld dat gij ook deze maand weer met uw achterflapper hebt kunnen opbrengen. |
|