Hoe schold men vroeger?
Uit De Verwarde Jalouzy van Focquenbroch noteerde De Vooys lomp, ka· roonje (= kreng), jou ritze (= geil) varken, gulzig zwijn, teef, beest, schytvalk, fielt, galgebrok, bloode bok.
Zo te zien is er dus niet veel veranderd in 300 jaar.
Dat is maar schijn. In de kluchten van Coster lezen we bijvoorbeeld: ‘Suleken Jan achter lam, sulcken futselaer, sulcken Hennetaster.’ Verrukkelijk woord, hennetaster, en nooit meer te horen. Vier lettergrepen, twee t's. Wat het betekent? Het WNT geeft als verklaring: ‘Eigenlijk: man die de hen tast, doch overdrachtelijk: een man die zich uit gierigheid of vitzucht met de kleinigheden van huishouding en keuken bemoeit, of wel: een die zich door zijne vrouw voor allerlei huiswerk gebruiken laat, zich door haar laat regeeren of zich door haar laat bedriegen.’ (Hij tast letterlijk de hen om te voelen of er een ei in zit.) Een verluchtend citaat uit Noozeman's Bedrooge Dronkkaart (1648) luidt: ‘Hennetasters, van wijven dwang bezeten, Die geen duits bolletje zoude koopen, zonder hun vrouwe weten.’
Een geliefd scheldwoord voor een losbandige vrouw was mokke. Twee lettergrepen, lekkere dikke k's. In Duitse dialecten betekent het ‘zeug’! ‘Ba vuyle mocken, 't fy heete teeven’ staat te lezen in de Historie van Broer Cornelis Adriaensen (1569). Zo'n overgang van zeug of koe naar slet, sloerie, hoer komt meer voor. In het WNT staat het woord mos, dat vroeger mosse luidde en toen dus beter was als invectief. Het is ‘een thans verouderd Bargoensch woord voor meid in slechten zin. Mosse, blijkbaar hetzelfde woord