Taboes
Een tweede aspect van Van Deyssels tirades is, dat hij zijn tegenstanders met de grond gelijkmaakt zonder seksuele of religieuze taboes te hoeven doorbreken om zijn woorden kracht bij te zetten. Hij is vaak persoonlijk, hij scheldt auteurs die net de eerste stappen op het pad van de literatuur hebben gezet terug naar de onderste tree van de ladder, maar hij scheldt op eigenschappen die, hoe indirect ook, toch met het wèrk van de auteur te maken hebben. Die beheersing heeft niet iedereen. In de volgende passage is Reve aan het woord over Mulisch:
‘Zelf is hij een bastaard, door een alpineus goro goro tiepe, dat jarenlang in de gevangenis heeft gezeten, bij een Jemenitiese water & vuur vrouw verwekt. Bij vermenging komen de slechtste eigenschappen van de paarden op de voorgrond, dat is bekend. Het muildier is onvruchtbaar.’ (De taal der liefde)
In deze korte passage maakt Reve gebruik van vier taboes om zijn aanval op de persoon van Mulisch (over diens werk wordt niet gerept) lading te geven:
- rassentaboes (Jemenities, alpineus; Mulisch schrijft, in een reactie hierop: ‘Hij noemt mijn moeder niet een jodin, wat zij is, maar een “Jemenitiese water & vuur vrouw”; de stijl is het alibi om te zeggen, wat men in zo'n rassentheoretisch verband niet meer zeggen kan.’);
- seksuele taboes (onvruchtbaarheid);
- criminaliteit (gevangenis);
- het bastaardmotief, waarin raciale èn seksuele elementen gecombineerd worden (vermenging van rassen en de daaruit voortvloeiende veronderstelde onvruchtbaarheid).
En dit allemaal gebaseerd op een simpele woordspeling op de naam (Mulisch = muildier)!
Rassentaboes spelen bij het schelden een grote rol. Scheldwoorden die gericht zijn tegen etnische minderheden - de zogenaamde etnofaulismen - lijken het minst aanvaardbaar te zijn voor de gemiddelde taalgebruiker.
F. Jansen heeft er in Hollands Maandblad een indrukwekkende verzameling van bij elkaar gebracht; alleen al 179 voor Surinamers en Antillianen, variërend van chocoladeletter tot rimboekikker. De meeste auteurs lijken de geringe aanvaardbaarheid van etnofaulismen goed aan te voelen, en onthouden zich in hun tirades dan ook van dit type taboe-overschrijdingen. Reve is op dit gebied een uitzondering, en zelfs zijn trouwste lezers hebben moeite met zijn uitvallen tegen ‘rumbonen’ die op de ‘tjoeki tjoeki stoomboot naar Takki Takki oerwoud’ teruggestuurd moeten worden, omdat ze anders onze ‘roomblanke dochters’ de kleren van het lijf scheuren.
De andere taboes worden in scheldtirades moeiteloos - en met kennelijk