Congres Onze Taal
De trein naar Utrecht was op zaterdag 10 oktober zo vol dat we moesten staan. Had ons genootschap zo veel leden, en zouden die allemaal in de Jaarbeurs kunnen? Het viel gelukkig mee. Behalve ons zestiende congres, waren er in de Domstad ook manifestaties van de EO en de NS. Ruim 600 reizigers kozen voor Onze Taal en maakten het congres ‘Taal in uitvoering’ over kansen en knelpunten van de Nederlandse taal in het werk tot een succes.
Een bijzondere plaats nam onze beschermvrouwe H.K.H. Prinses Juliana in. Het verheugt ons dat het genootschap een even bijzondere plaats bij haar inneemt. Zo was haar lach boven die van allen uit te horen toen onze voorzitter, mr. K. Staab, in zijn welkomstwoord een kwinkslag maakte over de Troonrede. Ook het thema van het congres ging haar ter harte, in het bijzonder de kwaliteit van de taalkennis en taalvaardigheid die de maatschappij van schoolverlaters verlangt. Bij haar afscheid deed de prinses een persoonlijk beroep op de voorzitter door hem van achter een geopend autoraam alsnog met klem te vragen: ‘En wat gaat u nu doen aan het onderwijs?’
Zeven sprekers hielden een voordracht. De tekst daarvan zal in verkorte vorm in het januari-nummer worden geplaatst. Daarom vindt u op deze plaats geen samenvatting. Graag maken we een uitzondering voor de eerste spreker, professor dr. Stijn Verrept, die met een indringend pleidooi voor goed moedertaalonderwijs voor deze dag de toon zette. Dit thema kwam in diverse variaties terug die dag. Bedrijfsleven en organisaties stellen eisen waaraan werknemers vaak niet kunnen voldoen. Dat blijkt al dadelijk uit stuntelige sollicitatiebrieven. Maar als de sollicitant (toch) is aangenomen, stelt de interne communicatie hem vervolgens voor enorme problemen.
De achtste spreker werd door de congresvoorzitter, dr. J.F. Remarque, als volgt geïntroduceerd: ‘een extreme vorm van taalbeheersing in het werk’. Daarachter verschool zich Toontje Ongeregeld, de keizer van de Amsterdamse markten. Veel medeleden verdienen hun brood met taal. Slechts weinigen zullen het net als Toontje Ongeregeld zo van taal alleen moeten hebben: een kritisch publiek overhalen een vijfje neer te leggen voor een zakje met... ja met wat eigenlijk? Dat is geen taalvakmanschap maar taalmeesterschap. De thee smaakte er niet minder om.
Genootschapsvoorzitter mr. K. Staab memoreerde in zijn inleiding en afsluiting de werkzaamheden van de Taaladviesdienst ten behoeve van de Troonrede. Het genootschap is blij dat het een steentje heeft kunnen bijdragen aan de verbetering van het Nederlands daarvan. Minister-president R. Lubbers heeft in een dankbrief grote waardering uitgesproken voor de hulp van het genootschap. De werkzaamheden aan de Troonrede en de publiciteit eromheen hebben de bekendheid van Onze Taal sterk vergroot en het genootschap veel nieuwe leden bezorgd.
Hoe interessant de lezingen ook waren, ze deden een zwaar beroep op de luistervaardigheid van de congresgangers. De volhouders konden aan het einde van de dag een uur lang vragen stellen. Zij weerden zich zo geducht, dat de congresvoorzitter al zijn managementervaring moest inzetten. Toch kon hij niet iedereen aan het woord laten. De vragen gingen per traditie niet alleen over de onderwerpen die in de lezingen waren aangeroerd, maar ook over taalverzorging in het algemeen en over activiteiten van het genootschap. Dat zal waarschijnlijk zo blijven.