Overbodige woorden
Frans van Hasselt - journalist, Athene
Er zijn overbodige woorden die me ergeren en er zijn er die me niet ergeren. Er bijvoorbeeld ergert me bijna nooit. Echt overbodig is het trouwens ook niet vaak. ‘Ken jij kunstenaars? Ik ken er vele.’ Desnoods zou je ook kunnen antwoorden: ‘Ik ken vele’, maar beter is dan, de hele zin maar op te offeren en te zeggen: ‘Vele’ (of veel).
Die opvullende woordjes zullen me zelden ergeren, ook als ze helemaal kunnen worden gemist. ‘Hij bleef maar steeds doorzeuren over hetzelfde’ stoort mij als opmerking niet, hoewel het eigenlijk een vijfvoudige aandikking is van het reeds zo beladen hij zeurde. Bleef, maar, steeds, door- en over hetzelfde - het zit allemaal al in het woord zeurde besloten. Toch is de zin niet echt fout - hij wordt alleen een beetje muzikaler.
Fout is wel: te overdreven, zo optimaal mogelijk, het laagste dieptepunt. Hier zijn formuleringen in het geding met te veel overbodigheid erin (grapje). En hier erger ik me steeds weer ontzettend. De soevereine, voor zichzelf sprekende woorden overdreven, optimaal, dieptepunt en overbodig worden als het ware ondermijnd. Hier is sprake van verspilling van woorden of woordjes. Een tijd geleden hoorde ik de maker van het nieuwe woordenboek van Koenen op de Wereldomroep praten over tijdelijke mode. Zoiets is toch zonde.
Het overbodige woord dat men het meest tegenkomt, is volgens mij te. ‘Het is lekker, maar je moet er niet te veel van eten.’ ‘Ik ben een tegenstander van een te groot verschil tussen spreeken schrijftaal.’ Pas als je te weglaat worden dit mooie en zinvolle zinnen. In de loop der jaren ben ik deze vorm van tautologie voor mezelf tetelogie gaan noemen.
‘Genoeg is beter dan veel’ schreef Maria Tesselschade. Dat klinkt typisch Nederlands, maar wel mooi. Stel je voor dat ze had geschreven: ‘genoeg is beter dan te veel’. Toch hoor je zulke dingen vaak beweren, en dan nog met aplomb.
Het gekke is dat de kleine, opvullende woordjes waarvan in het begin sprake was, mijn ergernis over tetelogieën weer kunnen afdempen. ‘Ik ben een tegenstander van een al te groot verschil tussen spreek- en schrijftaal’ - daar heb ik wel weer vrede mee. Waarschijnlijk omdat het op die manier weer meer muziek wordt.